525 Aldus luidt de aanhef van een zeer lezenswaardig opstel, getiteld „La Babel navale" in de Revue des Revues van 1 April 1900. Hoe groot moet vragen wij ons af de druk der verantwoorde lijkheid zijn, welke op menschen als een minister van marine rust, wan neer zij onder dergelijke omstandigheden een marineprogramma indienen, waarvoor zij weten, dat zij aan de Natie verantwoording schuldig zijn. Zou de heer E., die in geen enkel opzicht ter verantwoording kan worden geroepen, dat zelfde gevoel ook gehad hebben, toen hij zijn vlugschriften het levenslicht deed aanschouwen. Wij betwijfelen zulks ten zeerste. Maar hoe dan ook, of de schrijver al dan niet op het juiste standpunt staat buiten beschouwing latende, hij brengt het zijne er toe bij om de verwardheid, waarop de schrijver van „La Babel navale doelt, belangrijk te vergrooten, en dit nu juist voor Nederland het vraagstuk nog zooveel ingewikkelder is dan voor eenig ander land. y wijzen er slechts op, dat de taak van Nederland als Europeesche mo gendheid van den 2ien ot nog lageren rang het niet ontslaat van zijn verplichtingen als koloniale mogendheid van den lsten rang. Loopen wij daardoor meer gevaar dan een andere kleine mogendheid om betrokxen te worden in een eventueelen grooten oorlog, aan den anderen kant wenschen wij steeds, wanneer eenmaal de rampen van den oorlog on verhoopt over ons mochten, komen, dat wij niet alleen zullen staan, maar dat wij deel uit zullen maken van een krachtige coalitie, dus dat wij op bondgenooten zullen kunnen rekenen. Welnu, die eventueele bondgenooten hebben er recht op te verlangen, dat onze kleine vloot zoodanig geconstrueerd zij, dat zij een bruikbaar contingent zal kunnen leveren. Dat nu kan van onze vloot-orgamsatie nog wel verklaard worden, maar zal niet het geval kunnen zijn met de escadrille van den heer E.die, naar het ons voorkomt, in geen enkel buitenlandsch kader zou passen. Bij ons is dan ook twijfel gerezen of de heer E., die een groot voor stander is van kleine schepen en daarin zullen niet alleen wij, maar zeker ook vele deskundigen gaarne met hem medegaan, zich wel een juist denkbeeld heeft gevormd van de proporties. Moge de lezer ons voor toelichting van het bovenstaande een kleine uitweiding aan de hand van het reeds geciteerde opstel „La Babel na vale" vergeven. De schrijver daarvan zegt o. m „Nous voyons en effet des amiraux, des ingénieurs distingués, pro- „clamer tres haut que, dans une guerre navale, il n'y a de salut h. at- „tendre que des cuirasses d'escadre a grande déplacement, environ 15.000 „tonnes, armés de quatre canons de gros calibre (305 m.m.) et d'au „moins 16 pieces de moyen calibre a tir rapide, plus une vingtaine de „pièces légèresils ajoutent qu'il est indispensable que ces navires soient Dl. I, 1900. 33

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 557