532
de verschillende marschen in Hoofdstuk II van het Voorschrift op den
Velddienst genoemd met toepassing van het overwinnen van terreinhinder
nissen als rotsen, diepe, steile ravijnen, groote rivieren, moerassen, rimboe
enz. waarbij gebruik gemaakt wordt van de kennis van vlotten- en
bruggenbouw.
Er is echter meer. Door telkens en telkens den man weer van voren
af aan te laten beginnen, werkt men negatief op de waarde der Infanterie,
voorzoover zij bepaald wordt door de geoefendheid van den troep, omdat,
uit een psychologisch oogpunt, het leger zich slechts dan vormt naar de
voorschriften, wanneer het intrinsieke dier reglementen in overeenstem
ming is met den psychischen aard van het leger en een ontrouw zijn
aan dit principe een strijd in het leven roept tusschen de positieve energie
van den natuurlijken aard en de doode en negatieve kracht van de letter
der voorschriften, welke op onjuisten grondslag berusten. Waar nu twee
krachten, die in toestand verschillen, op de voortschrijdende macht der
geoefendheid werken, daar zal de resultante gering zijn en men heeft het
te danken aan het feit, dat de psychische aard van het leger krachtiger
is dan de negatieve inwerking, waar men erkennen moet, dat de geoefend
heid niet beneden het middelmatige is.
Gelijk een steen, vallend in stilstaand water, cirkelvormige rimpels veroor
zaakt, die zich in alle richtingen voortplanten, omdat in de natuur nimmer
één enkele golf optreedt, zoo ziet men de fout in het grondbeginsel nieuwe
fouten opwekken, die zich op hare beurt voortplanten, totdat het geheele
opleidingssysteem doorploegd is met feilen, die allen één oorsprong hebben.
In Nederland moest men door de opkomst van de miliciens „en masse"
alle subalterne officieren en al het kader dienstbaar maken aan het onder
wijs. Het nadeel hieraan verbonden, ligt voor de hand. Goed onderwijs
te geven toch is een eigenschap, die het gros niet bezit, omdat het eene
gave is, zoodat onder hen, die op deze wijze tot het onderwijs geroepen
zijn, meer slechte onderwijzers aangetrofïen zullen worden dan goede. Dit
nadeel overnemende met het stelsel zal dus slecht onderwijs meer voorkomen
dan goede instructie.
Slecht onderwijs geeft slechte uitkomsten, waardoor men zelfs geene
middelmatige eischen kon stellen en, met betrekking tot het schieten, het
vicieus principe moest ingevoerd worden: „dat niet de resultaten, maar
het aantal verschoten patronen over de geschiktheid om te velde te trek
ken beslist." (Yoorloopig Schietvoorschrift le. alinea van 117).