TEGEN DEN INLANDSCHEN VIJAND
Vervolg van blz. 62).
Marschen in heuvelachtige terreinen.
Aangezien men bij deze marschen voortdurend moet verwachten,
dat de vijand zich bevindt op hoog gelegen punten voor of zijwaarts
nabij de marschrichting gelegen, dienen onze troepen, om den marsch
te beveiligen, die punten zelf te bezetten. Wordt hierdoor al geen
afdoende beveiliging verkregen tegen aanvallen met het blanke wapen,
of voorkomen, dat de troep in een hinderlaag valt, men belet hier
door toch in hoofdzaak het beschieten der marcheerende afdeelingen,
aangezien steeds eene afdeeling in stelling ligt, die het vuur des
vijands dadelijk, soms zelfs onverwacht, kan beantwoorden.
Ook zal de vijand, bemerkende, dat voortdurend toppen bezet wordeD,
zich niet licht tusschen deze toppen en den troep wagen om een
aanval te doen, waarbij zijn terugtocht bedreigd kan worden.
Is 't niet mogelijk zóódanige hoogten te bezetten, dat daardoor de
troep beveiligd kan geacht worden, dan is 't wenschelijk zoo snel
mogelijk door te marcheeren en de afstanden tusschen de afdeelingen
en de manschappen te vergrooten.
Nachtmarschen.
Hoewel nachtmarschen, om de troepen niet dan bij hooge nood
zakelijkheid hare rust te ontnemen en om de vele beswaren er aan
verbonden, slechts uitgevoerd moeten worden, wanneer zij om een
of andere reden bepaald te verkiezen zijn boven marschen bij dag,
zullen zij toch in den Indischen oorlog dikwerf voorkomen.
't Is mogelijk, dat van de duisternis gebruik gemaakt moet worden
om een vijandelijke stelling dichter te naderen dan bij helderen dag
zonder groote verliezen mogelijk is, dat bij nacht eene verrassing
van een stelling of een verovering van een versterking moet beproefd
worden, dat een persoon opgelicht moet worden, enz. In het bezit