DE POSITIE TAX DE ONDERLUITENANTS.
Sedert vier jaren bestaat „het instituut der onderluitenants bij het
wapen der infanterie." Yraagt men aan de officieren, welke met de
onderluitenants in de practijk omgaan, naar hun oordeel over dat
instituut, dan luidt dit vrijwel eenstemmig. Het komt hierop
neer: „de onderluitenants zijn ten volle berekend voor de taak, die
„hen in de gelederen is toegedacht, maar zij bevinden zich èn tegen
over de officieren, èn tegenover de onderofficieren, èn tegenover de
„burgerij in eene hinderlijke, scheeve verhouding, zoowel buiten dienst,
„als bij die diensten, waarbij conversatie en wisseling van gedachten
„veroorloofd of noodig zijn."
De nadeelen aan dit laatste verbonden wegen zoo zwaar, dat het
aantal tegenstanders van deze instelling (waartoe dient het leelijke,
vreemde woord „instituut"?) wellicht grooter is dan dat der voor
standers. Dat is jammer, want die instelling kan aan het leger in
menig opzicht ten goede komen. De beste onderofficieren worden
niet meer naar de bureaux verbannen, of, bij gebrek aan vooruit
zichten, op jeugdigen leeftijd uit het leger gedreven. Door de mooie
toekomst den onderofficieren geopend, zal het leger daarentegen ele
menten opnemen, die tot nu toe elders eene loopbaan zochten. Min
der officieren zijn noodig, men kan aan hen dus hoogere eischen
stellen en tevens de vooruitzichten van het officierskorps, door betere
promotiekansen, verbeteren. Ziedaar een greep naar beneden en een
naar boven, uit de massa der voordeelen.
Daarom roemen wij het jammer, dat de scheeve positie, waarin
de onderluitenant geplaatst is, thans reeds tot zooveel klachten aan
leiding geeft, dat het bestaan der instelling er op den duur gevaar
door moet loopen. Het aantal tegenstanders zal toenemen, ten slotte
zal wellicht aan hunne stem gehoor gegeven worden; het Gou-
vernements besluit dd. 14 Augustus 1895 No. 15 zal inge-