177 niet als ik daarvoor per compagnie en per jaar 3000 to stellen naam letters schat. 't Nummeren heeft zijn nut. Yoor 't parafeeren kan ik dit niet inzien wat daarvoor aangevoerd wordt is een sleur-argument, dat vroeger ook gold voor de boeken waarbij 't nu, zonder nadeel, afgeschaft is. 't Geldt hier weer een van de duizend aan te brengen vereenvoudigingen. Si Anoe. Onze schrijvers. Onlangs vroeg ik in eene onzer bibliotheken het werk van een der weinige ernstige schrijvers, die ons leger in de ge lederen telt. Het was niet aangeschaft. Bij de opgaven van benoodigde boeken wordt de blik in verschillende richtingen ver gericht, maar wat het meest voor de hand ligt, wat uit ons korps gekomen is en in de eerste plaats voor ons korps bestemd is, daaraan wordt soms geen plekje in onze boekerijen afgestaan, terwijl het daar juist eene eereplaats moest innemen. M. i. moesten onze bibliothecarissen met voldoening wijzen op hetgeen over- of voor ons leger door ons korps geschreven is, moest het een deel van onzen korps-trots uit maken, dat, al heeft ons leger duchtig de sabel te hanteeren, er toch nog leden zijn, die opgewektheid en lust vinden om te boek te stellen, wat door dat leger is of wordt gedaan, dan wel om de vruchten hunner studie in ruimen kring ten beste te geven. Si Anoe. Aflossing van Atjeh van officierenwier gezin zich in Nederland bevindt. Bij dispositie van den Legercommandant van 17 Mei 1899 werd een nieuwe regeling getroffen betreffende de positie der officieren in Atjeh. Ingevolge die regeling kunnen gehuwden en weduwnaars met wettige kinderen, die geen vergunning hebben kunnen bekomen om zich door hun gezin naar Atjeh te doen volgen of het daarheen te laten over komen, na een verblijf van 14 maanden in dat gewest worden afgelost. Van deze gunstige bepaling zijn echter uitgesloten zij, wier gezin in Nederland vertoeft. De bedoeling dezer bepaling is blijkbaar de gedwongen scheiding van het officiers gezin ten behoeve van den dienst in Atjeh zoo kort mogelijk te doen duren. Voor hen, wier gezin in Nederland vertoeft met het voornemen daar ook na eventueele aflossing te blijven, zou eene beper king van den diensttijd in Atjeh tegenover de andere categoriën van officieren minder billijk moeten worden geacht en het is dan ook blijk baar deze categorievoor welke de toegevoegde uitzonderingsbepaling bestemd is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 195