EEN EN ANDER OVER DE FORMATIE DER INFANTERIE
VAN HET NEDERLANDSCH-INDISCH LEGER.
Vervolg van blz. 129 enslot)(*).
Met 4 bijlagen.
I
Op de hoofdplaatsen der buitenbezittingen en in andere belangrijke
garnizoenen, waar geen depots gelegerd zijn, zouden hulp-depots
moeten zijn, bestemd ter opname van doortrekkenden en subsistenten
van het garnizoen, terwijl zij tevens het kanaal moeten zijn waarlangs
de detachntn. en compieën. der garnizoensiniie. worden aangevuld. De
op die plaatsen aanwezige plaatselijke adjudanten zouden als com
mandant dier hulp-depots moeten optreden, terwijl daarbij, behalve
1 korporaal-stafschrijver voor het administratieve werk, zouden moe
ten zijn ingedeeld: 1 serg. maj. (voor de politie), 1 inl. serg. (inwen-
digen dienst), 1 eur. fus. (magazijnsknecht) en 1 inl. hoornblazer.
Later zal blijken hoe in totaal 9 van deze hulp-depots noodig zijn.
Het gemiddeld aantal reconvalescenten, dat tijdelijk bij de depots
is ingedeeld, moet in de formatiecijfers worden opgenomen. Als
basis nemende het gemiddelde van de bij de infanterie tijdelijk voor
den dienst ongeschikten over de laatste tien jaren (1888-1897), kom
ik voor de door mij aangenomen formatiesterkte tot de volgende
cijfers: 1650 Europeanen, 360 Amboineezen, 1860 inlanders.
Het is duidelijk, dat het bij de depots feitelijk aanwezige aantal tijdelijk
ongeschikten altijd, nu eens meer dan weer minder, met de in de formatie
opgenomen gemiddelde sterkte zal verschillen, maar dit is bijzaak, de
hoofdzaak is te zorgen, dat de formatie zooveel mogelijk rekening houdt
Gelijk den aandachtigen lezer zal opvallen, hadden de eerste drie alinea's van dit
tweede gedeelte nog in de vorige aflevering moeten worden opgenomen. Dat zulks niet
geschiedde, is aan een vergissing der Redactie te wijten, waarvoor zij langs dezen weg hare
verontschuldigingen aanbiedt.