DE INDISCHE MILITAIRE RECHTSPRAAK. Eenige jaren geleden werd in de sociëteit te Buitenzorg, bij gele genheid van de voorjaars-race, eene soiréa variée gegeven, die door de hoogste civiele en militaire autoriteiten van Batavia en Buitenzorg werd bijgewoond. Bij die gelegenheid vertoonde de luitenant S., die eene comische voordracht hield, een stuk touw en verklaarde, dat dat nu het touw was, waaraan men de beslissingen van het Hoog Mili tair Gerechtshof niet kon vastknoopen; natuurlijk verwekte die ui algemeene hilariteit, maar zij bevatte eene kern van treurige waarheid. Mij is geene meer afwisselende en ongelijkmatige rechtspraak in Indië bekend dan de militaire. Toch zou zulks geheel onnoodig zijn, want hoewel ons Reglement op de Rechtspleging voor veel verbe tering vatbaar is, is het niet zóó slecht als men meestalmeent; het verzekert den militair, mits goed toegepast, eene spoedige rechtsbe- deeling; maar de zucht tot bezuinigen heeft daarin veranderingen gebracht, die oorzaak zijn, dat er geen stabiliteit in die rechtspraak is, waardoor ze ongelijk, en dus slecht werkt. Om de oorzaak daarvan op te sporen en zoo mogelijk den weg ter verbetering te vinden, zal het nuttig zijn eenige voorschriften van het oorspronkelijk Reglement voor de Rechtspleging bij de Land macht te vergelijken met de tegenwoordige toepassing daarvan in Nederland en in Indië. Beginnen we daartoe met de auditeurs militair Artikel 133 R. L. schrijft omtrent dien ambtenaar voor: „De functiën van openbare aanklager, en die van secretaris worden „daarbij" (d. i. bij den krijgsraad) „waargenomen door den auditeur militair, welke gegradueerd zal moeten zijn op eene der universiteiten „dezer Landen, daartoe door den Vorst in elke hoofdplaats van het „arrondissement of district aan te stellen voor een onbepaalden tijd, „doch tot kennelijk wederzeggen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 40