105 Op 3300 M. bewees dit geschut nog goede diensten met granaat- kartetsruur, terwijl op 2750 M. met granaat een zeer goed gericht vuur werd afgegeven. Hoewel ook in Engeland de vrees geuit was, dat de metalen patroon hulzen bij het vervoer zouden lijden, heeft de ondervinding geleerd, dat bij eene goede verpakking van het vervormen der hulzen of het losraken der projectielen geen sprake behoeft te zijn. Alle rapporten luiden dan ook gunstig over de munitie en hare verpakking. Totaal waren voorhanden 300 schoten per stuk, waarvan er 100 in de batterij (bij het stuk en in den gevechtstrein) werden meege voerd. De 4d0 batterij verschoot in den geheelen veldtocht 913 van de 1800 beschikbare projectielen, waarvan in het gevecht bij Om- durman alleen 513. Het vuur werd in dezen laatsten slag op 2000 M. geopend op de vijandelijke troepen, die, hoewel stoutmoedig voorwaarts dringende, op 800 M. nagenoeg alleen door het overstelpende artillerievuur tot staan werden gebracht. In de laatste phase van het gevecht moest een verrassende aanval der Derwischen met kartets- en voorafgetempeerd granaatkartetsvuur worden afgeslagen. Per batterij werden hiertoe in eenige minuten (men spreekt van hoogstens drie) 80 schoten gedaan. Het bergkanon door de Italianen meegevoerd in hun tocht tegen de Abessiniërs ging op 1 Maart 1896 bij Adoea verloren zonder dat men gelegenheid had ervaringen omtrent de bruikbaarheid van dit geschut op te doen. Het is hetzelfde geschut, dat in Zuid-Afrika mee aan het woord is en waarvan wij dus spoedig meer zullen vernemen, zoodra de krijgsgeschiedkundigen de kostbare stof, die thans opgestapeld ligt, gaan verwerken. J. F. Baerveldt. Dl. II, 1900. 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 129