132
Estcourt, dat steeds dichter door afdeelingen der federalen werd
genaderd, zou weldra het lot van Ladysmith deeleD. Den 18™
s'ochtends rukten de Boeren uit Frère op en Damen met 2000 man
en 8 stukken positie op de heuvels bij Ennersdale, 8 K. M. ten Noord-
Westen van de plaats. Tevens werd eene poging gedaan om de spoor
brug over de kleine Boscbjesmanrivier te vermeesteren, terwijl opgemerkt
werd, dat eene sterke afdeeliDg Boeren oprukte langs de Westzijde
van de stad met de bedoeling de verbinding tusschen haar en Pieter-
maritzburg te bedreigen. Den volgenden namiddag kwam eene af-
deeling volunteers dan ook in gevecht met de federalen in de nabij
heid van Willow Grange. Estcourt met zijne 2000 man sterke Brit-
sche bezetting onder generaal Hildyard was den 18en afgesneden van
zijn basis
Hetzelfde lot trof ook generaal Barton's macht, eveneens 2000 man,
aan de Mooirivier. Dank zij de groote snelheid, waarmede de fede
ralen zich hadden weten te verplaatsen, zagen zij zich op den 19ei1
meester van de lijn P. Maritzburg-Colenso, want hunne voorposten
waren dien dag reeds genaderd tot Boshof's hoeve, Westwaarts van
P. Mantzburg.
Met de zaak der Engelschen stond het op genoemd tijdstip verre
van gunstig, zij 't dan nog niet verontrustend. Generaal White met
zijn 9000 man in Ladysmith kon niet anders dan afwachten tot hulp
uit het Zuiden hem het doen van een uitval, om zich met de ont
zettingstroepen te vereenigen, mogelijk zou maken. Dat hij tot de
overgave gedwongen zou worden, was in de eerste weken niet te
verwachten. De voorraden waren tot het einde van het jaar vol
doende, de bouworde der stad behoefde voor rampen door het bom
bardement geen vrees te doen koesteren, een ernstig doorgezette aan
val door de belegeraars was niet te verwachten. De val van Ladysmith
behoefde men in de naaste toekomst dus niet te vreezen.
Het was echter van het grootste belang Ladysmith zoodra mogelijk
te ontzetten om in vereeniging met de bevrijde troepen in het Boe-
rengebied te vallen en aldus te coöpereeren met de andere brigades
van het legerkorps, die in het Noorden van de Kaapkolonie werden
geconcentreerd.
Dit vooropstellende was het zaak de poging tot het ontzet van