- 147 teD, aan de ontwikkeling van hun afdeeling, alsof zij er werkelijk hun leven en hun naam aan konden verbinden Laat ons dus wenschen, dat verlenging van 'c verblijf zooveel mogelijk zal worden vergemakkelijkt aan den officier wiens gezond heid het toelaat, dat verlof worde ingevoerd en dat zooveel mogelijk de officieren, die het verlangeD, aan een zelfde kolonie verbonden blijven. Deze maatregel kan niet absoluut zijn, men moet een uit weg laten aan nieuwsgierigen en onrustigen, en bovendien, aan het begin van een loopbaan kunnen de ervaringen uit verschillende landstreken elkaar controleerenmaar over 't algemeen is de meest logische en vruchtbare, de meest echt-koloniale regeling die, welke geeft een Soedaneesch leger, een Malgassisch leger, een Indo-Chineesch leger, zooals andere volken ons ten voorbeeld stellen. Eindelijk is er nog een overweging die eischt, dat de opperste leiding van deze legers zelfstandig en vooral zeer, zeer koloniaal zij, en dat is, dat de grondslag van waardeering der bewezen diensten niet dezelfde kan, niet dezelfde mag zijn als die voor de diensten in 't moederland bewezeD. En dit is duidelijk, daar beide legers niet dezelfde rol te vervullen hebbeo, en als zij dezelfde rol vervullen moesten, men immers geen koloniaal leger zou noodig hebben, maar alleen een leger in de koloniën. Men moet in de koloniën geweest zijn om te weten, dat de echte verdienste daar schuilt in werkzaamheden, die in 't moederland slechts zelden worden op prijs gesteld. Het is niet goed als de oorzaak voor belooningen te uitsluitend gezocht wordt in een „krijgsverrichting". Men zal dit wel begrijpen zonder verdere uiteenzetting. Wil men wel gelooven, dat nergens zooveel energie, volhardings vermogen, autoriteit noodig is als in den officier belast met het aan leggen van een weg in vreemd land, in verwilderd land? Hij brengt maanden, jaren soms door onder geïmproviseerde besohutting, onder mijnd door koortsen, onafscheidelijke gezellen van zulk soort arbeid, hij verkrijgt alleen door geestkracht, voorbeeld en machtigen wil de hoogste inspanning van krachten van zijn personeel. Weet men wel dat het geen geringere wilskracht, koelbloedigheid, oordeel en beleid vereischt om zonder een schot te lossen een vijandig gezinde en on-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 171