155 dadelijk gezegd en daaraan nog toegevoegd: „met uitzondering van enkele plaats-en persoonsnamen"? Aangaande de schrijfwijze „dangar" voor y-j „dangan" voor (zie 15 onder 2) en „kërël" voor en „ësë" voor kunnen wij niets anders zeggen, dan dat die misschien in het oog eens geleerden zeer fraai is, doch het ons meer dan twijfelachtig voorkomt, dat een Maleier, die genoemde woorden aldus geschreven ziet, dadelijk zal vatten, wat daarmede bedoeld wordt. Ook komen ons de voorbeelden „sirih" (zie 16 onder 8) en „boleh" (zie verder onder 10) minder gelukkig gekozen voor, daar de tweede let tergreep daarvan geenszins den klank heeft, dien schrijver daaraan gege ven wil hebben. Met betrekking tot de wijze, waarop de splitsing in lettergrepen van in Latijnsche karakters geschreven maleische woorden volgens de klankleer van den schrijver behoort te geschieden, hebben wij slechts op te merken, dat die schrijfwijze o.b.i. zelfs, of liever vooral, in een leerboek meer dan groote gevaren oplevert. Om dit aan te toonen behoeven wij alleen bijv. te nemen de uitdrukking: „Ka-ta-mpat O-rang Boe-gis" Hoe licht wordt daaruit niet gelezen: ^.sU) ud\S Is de „oudere" leer ter zake niet duidelijker, al moet zij misschien min der „geleerd" heeten Verder wordt ons als iets nieuws geleerd de invoeging van een over gangsletter bij de voorvoegsels me, be, pe en te, en zulks in tegenstel ling met de oudere leer, dat deze voorvoegsels zijn: me, her, per en ter en dat me bij uitzondering door mer vervangen kan worden, terwijl her, per, ter hunne r verliezen, wanneer zij voor stammen komen, die met die letter beginnen of die letter hebben, of soms ook welluidendheidshalve die r in een l veranderen. Maar, eilieve! hoe moeten dan volgens de door den schrijver voorgestane invoegings-leer bijv. geschreven wor- worden de met ber, per of ter, of liever met be, pe of te afgeleide vor men van woorden alsaboek en raboek, ajah en rajah, arnbang en ram- bang, iboe en riboe, ija en rija, ikan en rikan, intik en rintik en derge- lijken meer? Volgens de oude schrijfwijze zouden wij o.a. schrijven „ber-iboe" en „be-riboe"; maar hoe moet zulks nu volgens dc nieuwe leer „Be-riboe" voor „ber-iboe"? Om aan het geleerde getrouw te blijven, kan zulks, dunkt ons, niet anders, maar is die schrijfwijze zooveel beter, zooveel gemakkelijker dan de oude? Doch genoeg. Over hetgeen omtrent de verschillende woordsoorten in het maleisch gezegd wordt, zullen wij niet verder spreken. In hoofd zaak komt een en ander met uitzondering van het werkwoord overeen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 179