187
verloor, een zeer groot getal als men in aanmerking neemt, dat zijne
macht eerst den voorlaatsten dag belangrijk versterkt was geworden.
De batterij, die den 28en in den namiddag hulp bracht, had de reis
van het kamp aan de Oranjerivier naar de Modderrivier in 28 uren
volbracht.
De troepen streden, na een vermoeiende vijf dagen doorgemaakt te
hebben, gedurende 14 uren tegen een vijand, die goed verschanst,
rustig zijn vuur kon afgeven en wiens artillerie aan de Engelsche
minstens gelijkwaardig was. Zij hadden te kampen met brandenden
dorst, want water was op deze hoogvlakte niet, althans onvoldoende
beschikbaar en de meegevoerde waferwagens konden in de hitte van
den strijd niet naar de vuurlinie worden gebracht.
Er is kranig gevochten in de gevechten bij Belmont, Graspan en Mod
derrivier, maar het succes was daarmede volstrekt niet in overeenstem
ming. De Boeren waren tot teruggaan naar Graspan voor een deel
gedwongen, doch geslagen, uiteengejaagd, waren zij volstrekt niet,
dat zou Methuen ondervinden, toen hij zijn troepen na een wel
verdiende rust opnieuw ten strijde voerde.
In den voormiddag van den '29en bracht generaal Methuen de rest
zijner troepen over de rivier om zich daar in een kamp te vereenigen
met de lanciers en de Argyll hooglanders, die in den laten avond
van den vorigen dag reeds van oever verwisseld waren.
Hier in het nieuwe kamp zag Methuen zich voorloopig tot
werkeloosheid gedoemd. Van verder oprukken naar Kimberley kon
geen sprake zijn, zoolang hij niet beschikte over meerdere bereden
troepen en artillerie, bovendien was aanvulling van den vivres- en
munitievoorraad na de scherpe gevechten der laatste week hard noodig.
De weg naar Kimberley voerde over sterk geaccidenteerd terrein
en leende zich weinig tot het uitvoeren van eene omtrekking der
Boeren, die niet zouden nalaten den marsch naar Kim berley te
verhinderen.
De positie van Methuen was verre van benijdenswaardig. In het
front stonden de federalen, die na den 28en in de richting van Spijt
fontein waren teruggegaan en wier onbeduidende verliezen deden
vermoeden, dat zij met het volste vertrouwen een nieuw treffen te
gemoet zagen. In het Oosten bij Jacobsdal bevond zich een niet