205
gesloten is, dat onze bergartillerie bjj een zoo geringe artilleriesterkte
als de onze, zich zelfs tegenover veldartillerie geplaatst ziet, moet
juist die uitwerking van het Indische bergkanon tot een maximum
opgevoerd worden. Is het dan nog mogelijk en te hopen, dat zij
dien strijd niet zonder hulp van onze veldartillerie behoeft aan te
vangen, noodzakelijk is het toch zeker, dat zij die veldartillerie althans
op de groote afstanden kan bijspringen en op de kleinere afstanden
in haar plaats kan treden.
Yan deelnemen aan den artilleriestrijd, die zooals men veronder
stelt met de nieuwere geschutsoorten op afstanden tusschen 3000 en
4000 M. aangevangen zal worden, is met het kanon van 7 c.M.
K.A. geen sprake. Hoewel de G.K. een tempeering toelaat tot
2500 M., is de waarneming der springpunten op die afstanden zeer
lastig ten gevolge van de uiterst kleine rookwolk, die het gespron
gen projectiel nalaat. Op 2000 M. ongeveer zal het voor de berg
artillerie dus eerst mogelijk zijn iets van zich te doen hooren. Wan
neer dan echter op haar alleen, zonder hulp van de veldartillerie, de
taak rust de infanterie te steunen, dan zal zij op dien afstand zoowel
infanterie als ongeschokte artillerie tegenover zich hebben en ongetwij
feld binnen korten tijd het onderspit delven. En wanneer het haar
al gelukken moge door een tijdige ontruiming der stelling zich aan
een algeheelen ondergang te onttrekken, zal zij dan bij eene vuur-
snelheid van 6 a 8 of bij kartetsvuur van 12 schoten per batterij
en per minuut, in staat zijn de nadering en den stormaanval van
den vijand af te slaan, of zal het haar mogelijk zijn op de kleinere
afstanden de vijandelijke artillerie zoodanig te schokken, dat deze
niet in staat is vooruit te rukken om den stormaanval te onder
steunen
Het veldleger op 13000 man (18 veldbataljons benevens 2 reserve
bataljons k 650 man) stellende, zou dit volgens de eischen der tactiek
13 X 5 65 veldvuurmonden moeten tellen. In batterijen van 6
vuurmonden zou dit 11 veldbatterijen geven. Waar die sterkte nu
slechts 4 bedraagt, die door gebrek aan personeel en vooral aan
paarden slechts 4 stukken per batterjj zullen kunnen uitbrengen, en
waar naar het schijnt, 's lands middelen geen uitbreiding gedoogen,
daar mag het toch geen overdreven eisch genoemd worden, als wij
Dl. III, 1900. 15