288 Te relde en in het garnizoen; door J. R. JacobsRidder der Militaire Willemsorde en der orde van Oranje Nassau, oud luitenant kolonel der infanterie van het Neder landsch- Indische leger. Amersfoort. O. J. Slothouwer. Een presentexemplaar van den uitgever! Hoe gaarne waren wij vrij- gebleven van de taak van het recenseeren van dit werkje. Wij behooren nu eenmaal tot hen, die een antipathie hebben tegen het genre van literatuur, neergelegd in de Militaire Schetsen van Schoemaker, de Jager, Bruinsma, Jacobs, e.dg. Is die antipathie ongemotiveerd; behoorden wij niet meerdere waardeering te betoonen voor het streven van officieren en oud-officieren, die de heldendaden van het Ind. leger aan de vergetelheid trachten te ontrukken? Wij gelooven het niet. Het Indische leger is het meer dan eenig ander leger gewoon, dat het her dacht wordt in feestreden, toasten, enz., dat de natie het buitengewoon prijst telkens, wanneer ernstige moeilijkheden door een tijdperk van actie voor den vijand tot een goed resultaat zijn gebracht. Zoodra echter is niet een periode van rust of van schijnbare rust ingetreden en wordt er gedacht over noodzakelijke verbeteringen, zóó wat de organisatie van het geheel als wat de lotsverbetering van het individu betreft, of de koorden der beurs worden dichtgehaald en de belangstelling is verdwenen. Moet men erkennen, dat hier miskenning van hetgeen dat leger presteert geconstateerd moet worden, aan de andere zijde schuilt er overdrijving in dat ophemelenonzer daden; die overdrijving is gevaarlijk, omdat. du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas. Maakt het geen vreemden indruk, met de Europ. oorlogen van vroeger en de laatste oorlogen onzer dagen voor oogen, te lezen van een hevig vuurgevecht op Atjeh, waarbij één muildier ge dood en één dwangarbeider licht gewond werd; zou het den burger niet nu en dan een glimlach ontlokken, als hij naast de hevige verliezen der Engelschen in de Transvaal en der geallieerden in China telegrammen krijgt over het verwonden of sneuvelen van enkele der onzen, het in handen krijgen van een luttel aantal vijanden en het buitmaken van wat geweren, patronen en inlandsche blanke wapenen? Daarin zit dan ook niet de verdienste van ons leger, neen die zoeke men elders, in de verdiensten van troepenaanvoerders als den tegenwoordigen Gouv. van Atjeh, in de „Ausdauer" door officiëren en soldaten niettegen staande het afmattende klimaat met zijn tropische ziekten aan den dag ge legd, in hetgeen er zonder een behoorlijk georganiseerden transportdienst welke niettegenstaande de ernstige vertoogen van opvolgende legerbevelheb bers steeds aan het leger onthouden wordt kan worden tot stand gebracht. Maar wij dwalen af. Het werkje van overste Jacobs ligt voor ons.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 268