239 Moet na het bovenstaande onze critiek vernietigend zijn? Neen. Wij moeten erkennen, dat in „Te velde en in het garnizoen" de gevaarlijke klip vrijwel omzeild is. Toch voelen wij ons niet bijzonder tot de nieuwe proeve van overste Jacobs aangetrokken. Daar waar de oud hoofdofficier met zijn vollen naam en zijn ordeteekenen op het voorblad van zijn werk prijkt, d. w. z. op een boekwerk, dat vermoedelijk in handen van tal van militairen zal komen, ja dat wellicht door de militaire can- tines ten behoeve van den soldaat zal worden aangekocht, spijt het ons op vele plaatsen het cachet te missen, dat naar onze meening aanwezig behoort te zijn, waar een hoofdofficier het woord ook tot zijn minderen voert. Wij wijzen slechts op het „verorberen" aan den officiersdisch, de „heeren zaligmakers", „de proef om limonade te slijten stroop noemt men zoo iets in Indië is jammerlijk mislukt", „over noodelooze inspec tiën en tirelantijntjes" en „dat de twee telephoonsatellieten tot de gladha- rigen gerekend moesten worden". In die voorbeelden worden geen sol daten sprekende ingevoerd, doch is de schrijver zelf aan het woord en bedient hij zich, naar het ons wil voorkomen, geheel ongemotiveerd van uitdrukkingen, die wel de lachtlust kunnen opwekken, maar die het prestige van den hoofdofficier moeten schaden. Maar er is meer; het is tegenwoordig een algemeen streven om te trachten de kenmerkende ondeugd van ons mindere volk de drank zucht zooveel mogelijk te bedwingen en hoewel overste Jacobs daar anders over denkt, velen onzer zullen erkennen, dat die ondeugd in hooge mate ook bij den Eur. soldaat wordt aangetroffen. Tal van vereenigin- gen trachten geheel belangeloos tot bestrijding van die ongelukkige kwaal het noodige in ons leger te verrichten en wij officieren moeten in de allereerste plaats dat streven steunen in het waarachtige belang van den soldaat en van den geheelen minderen stand, ook al zijn wij van meening, dat het goede streven hier en daar door overdrijving ge schaad wordt. Aan ons dan de taak om die ij veraars op hun te vurige pogingen opmerkzaam te maken, om hen zoo noodig zelfs te breidelen, doch het ligt zeer zeker niet op onzen weg om hen in openbare geschriften voor den soldaat belachelijk te maken en het ernstige volksgebrek te vergoe lijken of te ontkennen. Dit is tegenover den laagontwikkelde hoogst gevaarlijk en onoordeelkundig. Het doet ons leed, dat ons oordeel tot hier toe niet gunstig was, want overste Jacobs toont den soldaat een zeer belangstellend hart toe te dragen en komt hier en daar met gloed voor zijn belangen op. De schets van Bakers, den model veldsoldaat, die zich helaas telkenmale aan drank te buiten gaat en daardoor de zoo dubbel en dwars verdiende koninklijke belooning moet missen, is goed geschreven en kan zeer zeker

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 269