249 sche waardeering, terwijl het bestaan van twee studie-centra, eén in Nederland en één in Indië, onvermijdelijk tot een door wantrouwen en geringschatting aangewakkerden en daardoor op onedelen grondslag be rustenden naijver voeren zal. Dit, wat de zuiver psychologische zijde van het vraagstuk betreft. Gaat men nu verder en vestigt men het oog op de algemeene vorming der candidaten, dan kan het, naar mij voor komt, niet betwijfeld worden, of zij, die in Indië het eindexamen der H. B. S. aflegden, zullen meer profiteeren van een vierjarigen studietijd in Europa, dan van een gelijk aantal leerjaren in Indië, waar zij meestal ook al hun schooltijd doorbrachten en, na voltooiing van hun ambte naarsstudie, nog minstens tien jaren zullen moeten blijven. Het heeft mij altjjd absurd en onstaatkundig toegeschenen, dat er in Indië bestu rende ambtenaren zijn, soms zelfs in zeer hooge betrekkingen, die Ne derland, hetwelk zij tegenover den inlander dan toch vertegenwoordigen, alleen van hooren zeggen of uit de boeken kennen. Ik ontken daarmede niet, dat er onder die ambtenaren zullen voorkomen zeer geschikte en voor de bun opgelegde taak berekende staatsdienaren, maar ik geloof, dat de kans om dergelijke staatsdienaren te krijgen, toch nog grooter zal zijn, indien men den studietjjd in Europa verplicht stelt en ik ben zeker, dat de gevoelens voor het moederland bij de meerderheid der uit Indië voortgekomen ambtenaren daardoor zeer aan hartelijkheid zouden winnen." Opgenomen onder de oudste helft sedert de laatste opgave. Infanterie. de Kapiteins: B. van Hengel, J. la Gordt Dillié, C. H. van Rietschoten (Gen. Staf), W. J. R. Lanzing en C. H. de Veer. de le Luitnts: J. van Roon, E. Schutt, H. Quispel, F. J. P. Sachse, J. van Hettinga Tromp, K. F. Koch, J. E. Romswinckel, C. A. de Leau, W. E- Asbeck Brusse, H. S. F. Lutz en H. A. Messemaeckers van de Graaif. Militaire Administratie. de Kapitein-kwartiermeesterL. de Roock; de le Luif.-kwartiermee8tersL. H Spook en S. T. F. Bausch. Gedetacheerde officieren. Infanterie. de Kapitein: P. Glerum. de le LuitntsJ. F. den Ouden en G. B. Noothoven van Goor. Opgenomen onder het oudste een vierde sedert de laatste opgave. Infanterie. de Kapiteins: J. M. A. ter Beek, L. F. J. A. Glaser, J. C. Baudoin, F. A. Bédier de Prairie en H. G. van Kesteren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 279