268
in diens poging om de stelling der federalen aan de Opper Toegela
in het centrum te doorbreken.
Geven we, alvorens de gebeurtenissen der volgende dagen mede
te deelen, eerst eene beschrijving van de stelling der Boeren ten
Noorder der Opper Toegela. Deze strekte zich uit van Oliviershoek
in het Westen tot den Molenspruitkop in het Oosten. Bij laatstge-
genoemd punt gaat de rivier met een zeer scherpe bocht plotseling naar
het Zuiden om na een tiental K.M. in die richting te hebben gestroomd
opnieuw van richting te veranderen en de oorspronkelijke Oostelijke-
te hernemen. De door Transvalers en Yrijstaters bezette stelling
werd onder de leiding van Louis Botha en Andries Cronjé verdedigd.
Noemt men het rivietvak Colenso-Deeldrift (samenvloeiingspunt met
de Kleine Toegela) den middenloop der livier, dan kan daarvan gezegd
worden, dat hij niet te bezigen was voor den overgang van het leger,
dat het ontzet van Ladysmith beoogde. Eerstens was het terrein
tusschen die plaats en bedoeld riviervak in het oogloopend gunstig
voor hen, die den opmarsch moesten beletten, wijders kon zulk eene
onderneming de Boeren niet dwingen tot het versnipperen hunner
strijdkrachten. Toch was het, gelet op de vrij geringe macht, welke
Bulier voor den eigenlijken opmarsch restte, een dringende vereischte
om de Boeren tot een versnippering van krachten te brengen. Ein
delijk voeren niet alleen geen wegen van bedoeld riviervak naar de
vlakte ten Westen van Ladysmith, doch wordt die vlakte zelfs door
een heuvelrug van de Noordelijke oeverstrook gescheiden. Dit ver
klaart waarom de Boeren, die van den aanvang af Bullers's bewe
gingen hadden gadegeslagen, de Midden Toegela niet, de Opper Toe
gela wèl hadden bewaakt.
Toen nu Springfield door de Engelschen was bezet, bleef omtrent
Buller's plannen geen twijfel over en werden stellingen ingenomen
tegenover de voornaamste driften in de Opper Toegela, de Potgietersdrift
in het Oosten, de Trichardtsdrift in het Westen. Tegenover de tusschen
beide driften gelegen Wagendrift, was de Spioenkop bezet, doch slechts
door eene kleine afdeeling en met geen ander doel dan om van dit
hooggelegen punt den Zuidelijken oever te observeeren. De Spioen
kop, ongeveer 1500 M. hoog, ligt op den Oostelijken rand van eene
hoogvlakte, waarvan de rug de waterscheiding uitmaakt van het