269
stroomgebied der Opper Toegela en dat van hare zijrivier, de
Kliprivier. Over deze hoogvlakte voeren verschillende wegen naar
Ladysmith. In de eerste plaats een uit het Zuidwesten van Pot
gietersdrift, verder een uit het Westen van Oliviershoek, en eindelijk
die, welke door de Vrijstaatsche passen, toegang verleenen tot de
republieken.
In den Zuidelijken rand dezer hoogvlakte met Spioenkop, tusschen
de Toegela en de Venterspruit, in den rug hadden de Boeren hunne
eerste weerstandslijö bezet. Achter deze linie lag eene tweede hooger
gelegen en geducht versterkt en niet, als de eerste, beheerscht door het
op den Aliceberg in batterij gebrachte marinegeschut der Engelschen.
Een kopje, tot den groep van den Spioenkop behoorende, Vecht-
kop geheeten, maakte het centrum uit van de eerste linie en werd,
hoewel geheel ten onrechte, door de Engelschen aanvankelijk voor
de sleutel der positie aangezien.
Oostelijk van den Spioenkop stuitte Lyttleton tegen een stelling, die
met Zuidwaarts omgebogen vleugels zoo sterk was, dat een aanval
daarop weinig succes beloofde. Warren, die juist tegenover den
Spioenkop stond, slaagde er den 186a in om lacgs de kloven in de
Zuidelijke helling der hoogvlakte, den rand daarvan meer te naderen,
terwijl Dundonald zich dien dag Daar het Westen verplaatste om de
rechterflank der Boeren te bedreigen en daarbij een veertigtal federalen
wist af te snijden en gevangen te nemen.
Den 19en won Warren slechts weinig terrein. In den avond van
dien dag verschanste hij zich om tegen aanvallen der Boeren beveiligd
te zijn. Dundonald handhaafde zich op den rechtervleugel der Boeren
en slaagde er zelfs in een kopje door zijne cavalerie te doen veroveren.
Later op den dag werd die hoogte door ter versterking gezonden infan
terie bezet, 's Anderen daags wist Buller's linkervleugel, gebruik
makende van een ravijn, met verlies van 84 dooden en gewonden
en 8 vermisten den rand van het plateau te bezetten. Eenmaal
daarin vasten voet hebbende, viel het niet zwaar de voorste stelling
van den rechtervleugel der Boeren te nemen. Dit gelukte den 21en.
Met dit partieele voordeel was de algemeene toestand voor de Engel
schen echter volstrekt niet gunstig te noemen. Het ontruimen van
de eerste stelling had weinig beteekenis. De beslissende strijd moest