276
het terugtrekken der troepen voortgezet onder bescherming yan de
artillerie op den Zwartkop.
Als reden van de ontruiming van Yaalkrans vonden we o. a. nog
vermeld, dat gebrek aan drinkwater daartoe ook gedwongen zoude
hebben. Ook is het vermoeden uitgesproken, dat Buller tot terug
gaan gedwongen werd door de houding van eenige zijner troepen-
afdeelingen. Door de Boeren op het tooneel van den strijd gevonden
wapens, veldflesscheD, enz. spreken wel voor de juistheid van dat
vermoeden. In ieder geval wijst het achterlaten van dergelijke voor
werpen er wel op, dat de terugtocht niet geheel het gevolg was van
eene gezonde overweging, als die, welke Buller tot keert maken zou
hebben doen besluiten.
Buller, die, mag men aan opgaven uit Engelsche bron geloof slaan,
te beschikken had over 24 bataljons infanterie, 9 eskadrons cavalerie,
14 batterijen artillerie (met inbegrip van 24 marinekanonnen op den
Aliceberg) en 6000 man koloniale troepen, vormende een totaal van
32000 man, waarvan wel 24000 man voor het offensief beschikbaar
waren, had het voor de derde maal afgelegd tegen de Boeren, die
in Natal hoogstwaarschijnlijk niet meer dan 11000 man telden,
waarvan minstens 7000 man Ladysmith belegerden.
Evenwel, men diene in het oog te houden, dat Buller's achtereen
volgende nederlagen grootendeels te wijten zijn aan gebrek aan ter
reinkennis. Goede kaarten zouden des generaals taak, die toch reeds,
gelet op zijne te geringe macht en de voor de Boeren gunstige om
standigheden (terrein, supérieure artillerie, enz.), zeer zwaar mocht
heeten, belangrjjk hebben verlicht. De verantwoordelijkheid voor de
zware en nuttelooze verliezen aan de Toegela, rust in de eerste plaats
op de Regeering, die door een niet te verontschuldigen verzuim, niet
kon voorzien in de behoefte aan goede kaarten van het land, dat reeds
meer dan eene halve eeuw in Engeland's bezit was.
Buller verplaatste zich met zijne geheele macht weder naar het
kamp te Prère en beraamde eene vierde poging tot ontzet van
Ladysmith,
De Boeren, die Buller's terugtocht met geschutvuur hadden bemoei
lijkt, bezetten den 11<® Februari Bloy's hoeve, 8 K.M. ten Noorden
van Chieveley, verschansten zich nabij Colenso zoodanig, dat hun geschut