289 gevecht" der tactische onderdooien worden voor beide legers in afzonderlijke hoofdstukken behandeld, terwijl b.v. de Vuren, Vuur leiding en Vuurdiscipline in het Nederlandsche gedeelte (Comp. S. 66 t/m 84) veel uitvoeriger zijn behandeld dan in het Indische gedeelte (Comp. S. 116 t/m 123), en men toch in beide legers met hetzelfde geweer op denzelfden soort vjjaod schiet„Het gevecht in de duisternis" (Bat. S. 103) komt alleen in het Ned. gedeelte voor terwijl de „Wenken omtrent gevechtsexerceeren en gevechtsleiding" (Bat. S. 127 t/m 139) voor het N. I. Leger klaarblijkelijk niet noodig worden geacht. En zoo is er meer. In Comp. 8. 101 (Ind. gedeelte) wordt voorgeschreven: „Het gevecht (der compagnie) kan worden gevoerd in gesloten orde, in gesloten orde met tusschenruimten en in verspreide orde." Klaarblijkelijk heeft men hier het oog op een vijand, wiens vuurwerking geen verspreide orde eischt, dus den inlandschen. Daar het hoofdstuk getiteld is: „I. Het Gevecht der Compagnie" is het niet duidelijk, of het betrek king heeft op de zelfstandig optredende, dan wel óp een in het batal- jonsverband optredende compagnie 1). Daarentegen schrijft Bat. S. 174 („I. Het Gevecht van de Brigade") voor„Bij het gevecht wordt altijd de verspreide orde toegepast." Zou men hieruit moeten op maken, dat men nooit met eene brigade een gevecht tegen een inl. vijand voert of is hetgeen in de tirailleurlinie eener zelfstandig optre dende compagnie noodig wordt geacht, plotseling bij de brigade onnoo- dig geworden? 2). Bij het bataljon wordt de beslissing dezer quaestie aan den bataljonscommandant overgelaten: Bat. S. 151. „Bij het aan vallend gevecht (van het bataljon) wordt al dan niet van de verspreide orde gebruik gemaakt" en Bat. S. 170. „Wordt de stelling bezet, dan worden de groepen, in den regel van den beginne af verspreid, naar omstandigheden geopend." Daargelaten nog, dat het verkeerd is in een reglement, waarvan volgens de uitdrukkelijke begeerte der Koningin onder geenerlei voor wendsel mag worden afgeweken, regels omtrent gevechtsleiding op 1) In het overeenkomstige hoofdstuk van het Hed. ged. wordt wel degelijk gesproken van: „het gevecht der zelfstandig optredende compagnie". 2) Het eerste kan zeker niet bedoeld zijn; de Ind. krijgsgeschiedenis levert tal van voorbeelden, dat een bataljon in brigadeverband tegen een inl. vijand optrad. Dl. III, 1900. 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 319