345 der Yulkogols, den tophoek van den spreidingskegel en den invals hoek. Van deze vier factoren wordt de grootte van den tophoek van den spreidingskegel in belangrijke mate beheerscht door de plaatsing van de springlading in het projectiel. In zijne bovenaangehaalde studie stelt Rohne als eisch, dat op 2500 M. de tophoek niet minder mag zijn dan 18°, opdat de spreidingskegel met een interval vau 50 M. zeker een vijandelijk stuk treft. Bij een dergelijken tophoek zal zulks nog mogelijk zijn, daar de middellijn van den spreidings kegel op 50 M. van het springpunt 16 M. bedraagt, terwijl men de normale tusschenruimte van de stukken in de batterij eveneens op 16 M. stellen kan. In het algemeen is een kleine tophoek en dus groote diepte- en kleine breedtewerking nadeelig. Is nl. de gevaarlijkste tegenstander der artillerie, de vijandelijke infanterie, zoo verstandig hare tirail leurketen niet dan op grooten afstand door gesloten afdeelingen te doen volgen, door óf de soutiëns ver achter te houden, óf ze geheel te laten vervallen zooals in Frankrijk en in Rusland waartoe ook het zeer bestrijkende infanterievuur reeds dwingt, dan levert die groote dieptewerking weinig nut, daar ze niet anders dan eene dunne opstelling, de tirailleurs, treffen kan. Bezigt men daarentegen eene der andere Gr.K. soorten, dan zal de uitwerking hoogstwaarschijnlijk grooter zijn, daar de kogels zich veel meer in de breedte, d.i. in overeenstemming met het doel, verspreiden (1). Houdt men zich aan den door Rohne gestelden eisch, dan zal eene batterij met normale tusschenruimten, met alle stukken recht vooruit vurende, op 2500 M. eene strook gelijk aan hare eigen frontbreedte overal met hare GLK. kogels treffen. Een tophoek van 18° verdient dus alle aanbeveling. Daar de levende kracht der kogels als grond slag is aangenomen voor de eindsnelheden van het volle projectiel, daarbij verondeistellende, dat de springlading geen invloed op de snelheid der kogels heeft, zal men bij de inwendige inrichting van het projectiel alleen moeten rekenen met de grootte van den tophoek. 1) De tophoek van den spreidingskegel bedraagt bij 7 c.M. L. A. 20°, 25° of 30o op resp. kleine, middelbare en groote afstandende tophoek van de scherven is zeer onregel matig, gemiddeld 30o a 4C° op alle afstanden. De tophoek van den spreidingskegel der Duitsche Feld-Schrapnel 91 bedraagt op de kleine, middelbare en groote afstanden resp. 15o, 22o en 28o (Revue d'Artillerie tome 48 p. 328).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 375