381 Voor zoover het ons bekend is, heeft toen toevallig dat bataljon gedurende dat intérimaire commando niet behoeven uit te rukken, doch ware zulks wel het geval geweest, ochdan zou ook die tijdelijke bataljonscommandant wel meê zijn gegaan en dan zoude de Schrijver der Brochure evenals nu betreffende kapitein van Aerssen, ook van dien kapitein thans hebben getuigd: dat men dezenliet bevel over een bataljon te Atjeh, zelfs bij militaire operation, had toevertrouwd. Wanneer nu de Schrijver der Brochure het vorenstaande leest, zal hij gewis geneigd zijn uit te roepen, dat onregelmatigheden als deze bij zijn stelsel voortaan onmogelijk zullen zijn, want dat immers dan alle officieren het Maleisch zullen hebben geleerd, doch dan willen wij al dadelijk hieromtrent aanteekenen, dat de officier in Nederland met geen mogelijkheid zooveel Maleisch zal kunnen aanleeren, zelfs niet bij voldoende benadering, dat deze bij aankomst in Indië in staat zal zijn, een inlaudsch soldaat naar behooren te woord te staan. Om dit te kunnen doen, moet men in Indië minstens gedurende een vol jaar hebben gewoond. Van het moeielijke, om eene vreemde taal te verstaan en te spreken, kan men zich bij nagenoeg eiken leerling vergewissen, die, in het bezit van een eind-diploma eener Rijks Hoogere Burgerschool, na wellicht gedurende 8 jaar onderricht in de Fransche taal te hebben ontvangen, met den mond vol tanden staat, zoodra hij de grens van Frankrijk overschreden heeft. Keeren wij thans wederom terug naar Schrijver's lijstje der excel- lenten. Zoo heeft generaal Pel indertijd van den len luitenant Buijs getuigd, dat deze wel voor twee kapiteins kon gelden, doch. zou de generaal terzelfder tijd geen gedetacheerd kapitein hebben ge had, die nog niet voor de helft een goed luitenant waard was? Want ook zulk een officier is er volgens de appreciatie van vele Indische officieren, wel eens een heel enkele keer geweest. Als wij eens zoo onhebbelijk konden zijn de namen te gaan noe men van gedetacheerde luitenants, die in tegenwoordigheid van sergeanten, zich in de onderofficierscantine herhaaldelijk bedronken, zoude het dan niet zeer te misduiden zijn, als anderen uit dat feit de gevolgtrekking gingen makeD, dat dus het militair gedrag van Dl. II, 1900. 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 411