456
trouillecommandanten vormt en bovendien een friaschen geest en eene
groote belangstelling in het patrouilleloopen wekt.
Wij zijn ervan overtuigd, dat het bovenstaande ook voor de Ned.
Indische infanterie zeer veel belangrijks bevat. Een van de redenen,
welke de schrijver in het Mil. Woch. noemt voor bezigen van speciaal
opgeleide patrouilleurs, is in hooge mate bij het Ned. Indische Leger
aanwezig, nl. de geringe getalsterkte der cavalerie. Wordt ons ge-
heele leger te velde gebracht, dan zal het regiment cavalerie ternau
wernood voldoende zijn voor eene behoorlijke uitvoering van den
ophelderingsdienst en zal het derhalve zeer gewenscht zijn de dien
sten, welke in den regel waargenomen worden door de bij de veilig
heidstroepen ingedeelde en daarmede in innigen samenhang optredende
cavalerie afdeelingen, voortaan op te dragen aan speciale, uit de in
fanterie genomen detachementen. Maar behalve deze factor zijn er
nog tal van andere (terreingesteldheid, gebrekkig wegennet, nachtelijke
tochten, enz.), welke de vorming van zorgvuldig afgerichte patrouille-
detachementen raadzaam maken.
In het korps marechaussée doorloopen officieren, onderofficieren en
manschappen op dit gebied reeds eene vrjj goede, zij 't dan nog geen
volledige leerschool. Al moge het waar zijn, dat dit korps tengevolge
zijner groote uitbreiding niet meer op dezelfde hoogte staat als eenige
jaren geleden, dan zal het toch niet ontkend kunnen worden, dat het
nog zeer vele voor den patrouilledienst uiterst geschikte elementen
bevat, waartoe ook zjjne eigenaardige organisatie en bewapening bij
dragen. Met den verdienstelijken schrijver van „Een en ander over
de formatie der infanterie van het Nederlandsch-Indische leger" (1)
achten wij een afzonderlijk korps „lichte infanterie" noodzakelijk.
Op de boven aangegeven wijze geoefend, zal het, zoowel tegenover
een binnenlandschen als een buitenlandschen vijand, onschatbare
diensten bewijzen en wij hopen, dat het korps marechaussée, ook
wanneer zijn optreden op Noord-Sumatra niet meer noodig zal zijn,
in de formatie van het Leger wordt bestendigd en in de door ons
aangegeven richting verder ontwikkeld zal worden.
Maar daarenboven moet ieder veldbataljon eenige speciaal opgeleide
1) I. M. T. 1900 I blz. 89 e. vlg.