50
dat den schok vermindert. Aangezien daarenboven bij ingedrongen
schop eene zijdelingsohe correctie niet goed mogeljjk is en daaren
boven te veel tijd zou vorderen, zoo wordt algemeen eene inrichting
aangebracht, die veroorlooft aan het kanon eene geringe zijdelingsohe
verplaatsing te geven zonder dat de affuit daaraan deelneemt. Met
het oog op die inrichting kan men de reeds uitgevoerde constructies
in 3 hoofdgroepen verdaelen.
De eerste, grootste groep omvat die constructies, waarbij tusschen
kanon en affuit een of twee hydraulische remmen zijn ingeschakeld.
Deze groep toont nog duidelijk haar ontstaan uit de stabiele typen
en onderscheidt zich daarvan vaak slechts door de raden en de rem-
inrichting. Het kanon heeft geen tappen en rust in een wieg of mof,
waarin het heen en weer kan glijden. De wieg rust met twee hori
zontale tappen op een affuit, die met een verticale tap op de onderste
affuit rust. Ook treft men onder dit type vuurmonden aan, die tappen
hebben, waarmede zij op de bovenste affuit rusten, welke dan altijd
over de eigenlijke affuit moet kunnen heen en weer glijden. In de
wieg of in de affuit, is de hydraulische rem zoo aangebracht, dat
de zuigerstang met het kanon en de cylinder met de affuit, of om
gekeerd, is verbonden. Na het schot wordt door een veer, die door
den schok wordt samengedrukt, het kanon weder naar voren gebracht.
De affuit is, zooals reeds gezegd, van een schop voorzien.
Tot de tweede groep behooren die constructies, waarbij de hydrau
lische rem tusschen affuit en schop is aangebracht. Het kanon ligt
dan met zijne tappen in eene bovenste affuit, die slechts het geven
der zijdelingsohe richting toelaat. In één geval (Onnet) bestaat de
affuit uit 2 deelen, het voorste deel draagt de bovensta affuit met
het kanon, het achterste deel de schop. Tusschen beide ligt de
hydraulische rem en de inrichting tot het weder naar voren brengen
van het kanon. In andere gevallen (Dnrmancier) vormt do hydrau
lische rem een lange zuil onder de affuit; de zuigerstang is dan met
den kop der affuit verbonden, terwijl het uiteinde vaa de rem-
cylinder aan de schop verbondon is. Tot deze groep behooren slechts
de beide genoemde constructies.
De derde groep omvat die constructies, welke geen hydraulische
rem hebben. Instede van deze hebben zij eene elastische inrichting