59
Toevoeging van een veiligheidstoeste), de mogelijkheid tot zijwaart-
eche beweging van het kanon op de affuit, behoud van de rem-
iorichting aan de raden en het gebruik van een metalen kardoeBhuls
zijn de voornaamste algemeene eigenschappen der verschillende typen.
De terugloop van het stuk moet tot 0,5 M. beperkt zijn.
De munitie bestaat uit granaatkartetsen en brisante granaten met
dubbelwerkende buis.
Rusland.
Reeds in 1876 werd in Rusland het vraagstuk van het snelvuur-
geschut in studie genomen.
Kon men nog niet tot eene bevredigende oplossing geraken, de aan
koop van aanzienlijke hoeveelheden veldgeschut voor nieuw op te richten
batterijen veldartillerie enz., maakte het noodzakelijk bij de bestelling
daarvan, rekening te houden met de sedert aan het licht getreden
fouten van het bestaande materieel. Daarom werd de wigsluiting, die
voor eene goede functionneering groote zorg voor de afsluitmiddelen
vereischt en een groot aantal reservedeelen noodig maakt, vervangen
door de weinig gecompliceerde schroefsluiting. Ter verhooging der
vuursnelheid werd aan de affuit een veerploeg aangebracht, die den
terugloop bijna geheel opheft. De affuit werd zoo ingericht, dat de
richter de nog noodige correctie kan aanbrengenvizierkorrel en opzet
werden zooveel zijdelings verplaatst, dat het richten gelijktijdig met
het laden kon geschieden. Door deze verbeteringen werd de vuur
snelheid verhoogd tot 3 a 4 schoten per minuut.
In 1895 werd een affuit aangenomen, waardoor de vuursnelheid
bij gericht vuur werd verhoogd tot 4 schoten per minuut 1). Meerdere
1) Bij het prijsschieten in 1898 door 79 batterijen van 8 stukken, bereikten 28 bat
terijen eene vuursnelheid van meer dan 10 schoten in de minuut, waarvan 13 met meer
dan 15 schoten. Het bleek, dat het gemiddeld aantal treffers in denzelfden tijd, van deze
groep en die stukken, welke 10 tot 15 schoten per minuut afgaven, ongeveer gelijk was.
Hieruit volgt, dat een grooter vuursnelheid dan 15 schoten in de minuut, de uitwerking niet
vergrootte, doch slechts een grooter munitieverbruik met zich bracht. Daarenboven wor
den bij te hoog opgevoerde vuursnelheid de bedieningsmanscliappen spoedig vermoeid, zoo
dat die snelheid niet lang kan behouden blijven. De vuursnelheid neemt dan spoediger af
en wel te eerder naarmate die snelheid grooter wordt. Hieruit volgt tevens, dat boven
genoemde snelheid van 4 schoten in de nrnuut als een theoretisch uiterste moet worden
beschouwd. Zelfs was het maximum aantal schoten bij het prijsschieten 22 schoten in
de minuut gedurende 2'10" en 19 schoten per minuut gedurende 3'.