VOORBEELDEN TOT STEUN VAN DE FUSIEVOORSTANDERS 1!
In zijne bekende lezing over de wenschelijkheid vau eene vereeni-
ging van de officierskorpsen van het Nederlandsche en het Nederl.
Indische leger bracht de le luitenant L. W. J. K. Thomson ook
voorbeelden bij om zijne stelling te staven. Die voorbeelden zijn,
voor zoover het officieren van ons leger geldt (1), bijni alle op
eenzijdige wijze voorgesteld; door de loopbaan van de genoemde
personen onder een ander licht te beschouwen kan men er evengoed
of met meer recht eene conclusie uit trekken, die lijnrecht tegen
over die van den heer Thomson staat. De onzijdigheid gaat echter
nog verder, en daarmede wordt de grens van het verschoonbare
overschreden, bij een voorvechter, die eene vooruit bestudeerde rede
in eene ernstige vereeniging houdt. Spreker is in zijne voorbeelden
niet altijd waar; het ergste maak', hij het in de volgende zinsnede
(blz. 445, Verslag VI, 1899):
„Dan valt ons oog op Michiels, een der uitstekendate legerhoofden,
„die de Indische krijgsgeschiedenis weet aan te wijzen, den man van
„Bondjol en Djagaraga; die in 1832 als majoor in Indië aankwam
ren vijf jaren later civiel en militair gouverneur was ter Sumatra's
Westkustwaar hij door zijn uitnemend krijgsbeleid de door Raaff
„aangevangen verovering ten einde bracht en vastheid aan ons be-
„stuur heeft gegeven".
Wij cursiveerden de woorden, waarop het in deze in hoofdzaak
aankomt, wil deze zinsnede een pleidooi voor de fusie kunnen zijn.
Evenwel, wat daar staat is niet juist. Michiels kwam in 1817, op
twintigjarigen leeftijd, als le luitenant in Indië aan. Tusschen dien
tijd en het jaar, waarop Thomson hem in Indië liet aankomen (1832),
nam hij deel aan de affaire bij Palimanang, streed hij met bijzon
dere onderscheiding den geheelen vijfjarigen Java-oorlog mee 1825
1) Ten opzichte der andere missen wij voldoende gegevens ter onpartijdige beoordeeling.