VOOR DE PRACTIJK. Verstrekking van brandhout en petroleum. Eene eigenaardige hoogst onoor deelkundige verstrekking is wel die van brandhout aan den troep. Het best merkt men zulks op bij kleine detachementen en bij de onderofficiersmenages. In de eerste plaats haeft een Inlandsch fuselier op minder brand hout recht dan zijn Europeesche collega. Waarom? Wat een Eur. fuselier misschien meer noodig heeft voor het klaarmaken van zijn middageten, heeft een Inlandsch fuselier noodig voor zijn ontbijt (ketan). Die wijze van verstrekking is dus hoogst onbillijk. Bij de onderofficiersmenages bedraagt de inleg per dag en per man f 0,32. Hoewel men door dien inleg de menage smakelijker kan maken dan die bij de compagnie, gaat er echter in de eerste plaats voor het brandhout zooveel geld af, dat de luitenant-adji dant en de menagemeester alles in het werk moeten stellen om den onderofficier werkelijk een behoorlijk maal voor te zetten. Neemt men b.v. eene onderofficiers menage van 22 man, dan ontvangt deze per maand 2M3 hout. Bij eene nauwkeurige controle van het houtverbruik bleek, dat per dag 30 a 35 stuks 1) aan den kok verstrekt moesten worden en daar 1 M3 hout +170 stuks bevatte, was 2 M3 dus juist voldoende voor 10 dagen. De menagemeester haalde bij den leverancier voor de rest van de maand nog 4 M3 a 3,eene uitgave dus, ten laste van de menage, van f 12, 's maands. Vergelijkt men hierbij eene compagnie Europeanen van 155 man. Deze heeft per maand recht op 14 M8 hout. Door het plaatsen van een onderofficier als planton-keuken, die voornamelijk belette, dat soldaten vrouwen zoogenaamd een kooltje vuur (bestaande uit een blok hout, dat aan een der uiteinden een weinig smeult) uit den keuken haalden, en die tevens telkens als hij zich verwijderde of terugkwam, het hout telde, dat in den keuken aanwezig was, bleek, dat de kok per dag noodig had 55 a 60 stuks, dus elke drie dagen 1 M3. In de maand bedroeg 1) Het aantal stukken hangt natuurlijk af van de hoedanigheid van het hout en de grootte der stukken. De hoeveelheden, door mij aangegeven, bestaan uit stukken vrij los hout van middelmatige grootte, die nog al spoedig opbrandden. Deze hoeveelheden kun nen dus als maximum beschouwd worden. Waar ik hier spreek van sterkte wordt dezelfde bedoeld, die men bezigt in de vivres afrekeningen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 187