DE OORLOG IN ZU1D-AFRIKA. (Vervolg van bldz. 135.) In het Noorden van de Transvaal, waar de grenzen op verschil lende punten door de Boeren bewaakt werden, zoowel tegen de in vallen van de Britten als tegen die van de met hen verbonden Beetsjoeanen, wier hoofd Khama nog al ijver aan den dag legde, grepen geen ernstige voorvallen plaats. De macht van kolonel Plumer was daar te gering voor belangrijke ondernemingen, die der Boeren ruim voldoende om deze te weren. Den 9» November kreeg Khama, die met 700 man Selikakopje ten Oosten van Schoschoeng had bezet, een lesje, een week later had er eene schermutseling plaats tusschen een commando Boeren en eene afdeeling van de troepen der Chartered Company onder kolo nel Speek ly. Het spoorwegverkeer tustchen Gaberones en Boelawajo had rot dusverre geen belemmering ondervonden. In eerstgenoemde plaats, welke op 160 K.M. ten Noorden van Mafeking ligt, bevond zich een garnizoen van 1 officier en 30 man der Zuid-Afrikaansche poli tie en 100 gewapende wegwerkers. Men beschikte er over een gepantserden trein en een Maximkanon en had voor drie maanden vivres. Dat kolonel Plumer er waarlijk ernstig over gedacht zou hebben met een samengeraapte macht van hoogstens 1500 man, eene poging te doen tot ontzet van Mafeking, mag dunkt ons ten sterkste betwij feld worden. Zijn ageeren langs de Noordelijke grens onttrok een niet onbelangrijk gedeelte der republikeinsche strijdkrachten aan de hoofdmacht en dit is wel het eenige, wat Plumer met zijn optreden vermocht te bereiken. Van meer belang zijn de gebeurtenissen op de Westelijke grens der Republieken en in het Noorden der Kaapkolonie. Dl. H, 1900.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 197