HET LEGIOEN VAN MANGKOE NEGORO.
Volgens de van ouds daartoe bestaande verplichtingen zal het
Hoofd van het Mangkoe-Negorosche huis te Soeraharta voortdurend
in dienst houden een gewapend korps ter beschikking van het Ne-
derlandsch-Indische Gouvernement, en in vredestijd, zoolang het niet
gemobiliseerd is, staande onder het toezicht van den Resident van
Soeraharta.
Bij ondervinding weet ik, dat dit korps al zéér weinig bij het
Leger bekend is, ja bij vele officieren zelfs niet eens bij naam.
Nu in den laatsten tijd zooveel over den „B, V." wordt geschreven
niet alleen, maar ook maatregelen tegen hem worden genomen, bestaan
de in kustversterking, oprichting van commando's, schietvereenigingen,
enz. vermeen ik geen onnut werk te doen dit korps, dat bij een be
zoek van den B. V. toch zeker geroepen zal worden om ons Leger
bij te staan, in dit tijdschrift nader te bespreken.
Vóór de nu bijna 2 jaren geleden ingevoerde reorganisatie was de
samenstelling en oefening als volgt:
De Infanterie bestond uit zes compagnieën, ieder van 110 man en
had als instructeur den luitenant-adjudant van het garnizoen.
Deze gaf wekelijks 1 uur theorie aan de officieren, terwijl er eens
in de week onder zijn toezicht geëxerceerd werd.
De Cavalerie, bestaande uit escadron van 76 man en 63 paarden,
had als instructeur een ritmeester van het Leger, daartoe bij het Le
gioen gedetacheerd.
De Artilleriebestaande uit veldbatterij van 4 stukken 8 c.M.
voorlaad, werd onderwezen door den hier in garnizoen zijnden luite
nant van de artillerie, op dezelfde wijze als dit voor de infanterie
plaats vond.