GEACHTE SLAGPIN!
Door omstandigheden heb ik van Uw, in de April-aflevering van
dit tijdschrift opgenomen artikel „De nieuwe keukens" thans eerst
kennis kunnen nemen. Dit om op te helderen, waarom ik Diet eer
met het volgende mij tot U wendde.
In voren aangeduid opstel slaaktet Ge o.m. de verzuchting
„Waarom kan hij (de Hollandsche fuselier in Indië) niet onder pre
sidium van zijn korporaal aan de aanwezige tafels gaan zitten, gedekt
„met eenvoudig servies van geëmailleerde borden en terrienen, en
„waarop in Irissche bakoels de rijst staat te dampeneen
wensch, die als ik me verlaten mag op wat Ge aan het slot van
Uwe bijdrage aanteekent door vele infanteristen" eveneens ge
koesterd wordt.
Het laatste te mogen vernemeD, deed mij veel genoegen, aangezien
ik daaruit de gevolgtrekking meende te mogen maken, dat dus toch
niet het reeds jaren geleden door een Hamerstereen Paalman, een
van der Goot 1) uitgestrooide zaad geheel teloor gegaan was; dat,
waar het streven van genoemde baanbrekers voor zoover bekend,
voor den troep in het algemeen zonder practische resultaten gebleven
is, zulks niet ten eenenmale tot wanhoop behoeft te stemmen, aan
gezien de op dit punt verkondigde denkbeelden, zij 't langzaam, dus
toch „en marche" zijn, en men dus altijd nog hoop mag blijven koes
teren op hunne eindelijke verwezenlijking.
En toch, geachte Slagpin, kan ik een gevoel van twijfel hierbij niet
onderdrukken.
Ik weet niet, of het U bekend is, dat de zaak is slechts weinige
maanden oud door een fabrikant van metaalwaren (de firma L. Dake
en Zoon te Amsterdam) aan het adres van ons Oorlogsdepartement
eene kist verzonden, en daarbij ook behoorlijk ontvangen is, in-
1) Zie het I. M. T. 1894, No. 4 en 8, 1894/11 blz. 424, 1897/1 blz. 146.