90
infanterievuur veel sterker gelden dan bij het artillerievuur,
zoodat de verhouding van de uitwerking dier beide vuursoorten
op het schietterrein verkregen, zich in den strijd zeer ten voor-
deele van het artillerievuur wijzigt. De treffervoorbeelden, die
de heer d. F. ons geeft, hebben dan ook slechts een betrekke
lijke waarde.
Opgesteld achter sterke paggers, verbonden met aarden wallen
en vurende door bamboekokers bleek de vijand vrijwel gedekt
tegen het geweervuur; de groote verliezen aan dooden en ge
wonden, die den Atjeher in de laatste jaren werden toegebracht,
verkreeg hij dan ook uitsluitend tijdens of na den stormaanval
en in het handgemeen.
Men zal evenwel moeten toegeven, dat op die plaatsen, waar
de vijand in sterke stellingen werkelijk stand houdt, weldege
lijk het meer plongeerend vuur '(geen worpvuur) der granaat
kartetsen zijn waarde heeft en er volkomen op berekend is de
infanterie vóór en tijdens den aanval den steun te verleenen,
dien zij verlangt. In de verschillende gevallen, waarin de bei g-
artillerie gedurende de laatste jaren haar vuur richtte tegen
den verschansten vijand, heeft zij hem altijd gedwongen zijne
stellingen te verlaten of't hem althans onmogelijk gemaakt zijne
geweren te richten, waardoor de infanterie schier zonder ver
liezen voorwaarts kon rukken.
Waar echter de vijand, gedemoraliseerd door herhaalde ver
liezen, die des te beduidender waren, naarmate hij hardnekkigei
weerstand bood, al meer en meer er toe overging bij nadering
onzer colonnes zijne stellingen bijtijds te verlaten of wel in t
geheel geen versterkingen meer innam, daar had men de artil
lerie niet meer noodig en liet men haar thuis, nadat het reeds
meermalen was voorgekomen, dat de medegevoerde artillerie
toch geen doelen ontmoette, waarop zij kon vuren.
Dus nogmaalswaar men geen gebruik maakte van de berg-
artillerie, was dit niet een geringschatting van de waarde van
haar vuur, was dit niet, omdat zij de infanterie niet den steun
kon verleenen, dien dit wapen behoefde, doch alleen omdat de
vijand der artillerie geen doelen meer boodal had men te