91
Atjeh, in plaats van het kanon van 7 c.M. K. A. beschikt over
den besten bergvuurmond der geheele wereld, dan toch had men
niet anders gehandeld.
Hetgeen de heer d. F. mededeelt omtrent het gebruik der
artillerie te Atjeh, is dus niet juist en vervalt hiermede ook
de juistheid zijner beweringen, die hij denkt te bewijzen door
het verloop van den Atjeh-oorlog als voorbeeld aan te halen.
Het zou onverstandig zijn, blind te wezen voor de gebreken,
welke het tegenwoordig berggeschut aankleven en te beweren,
dat dit geen verbetering zou kunnen ondergaandoch al zien
wij verlangend uit naar eene spoedige invoering van snelvuur
kanonnen, toch kunnen wij het niet stilzwijgend laten voor
bijgaan, dat in een militair blad eenvoudig wordt verklaard, dat
de bergartillerie niet meer in staat is de infanterie steun te
verleenen tegenover een inlandschen vijand. Eene dergelijke
bewering, temeer nu zij gegrond is op foutieve voorstellingen, doet
geen goed ten onrechte mag de vuurwaarde der bergartillerie niet
worden verkleind, vooral niet in een leger als het onze, dat bijna
altijd te velde is, zoodat het ieder oogenblik gebeuren kan, dat
de bergartillerie naast andere wapens zal moeten strijden en
daarom ten zeerste het vertrouwen dier andere wapens behoeft.
Het zal inderdaad zeer lastig zijn een snelvuurkanon samen te
stellen, dat bij de Ned. Indische bergartillerie practisch bruik
baar zal zijn.
Om het toekomstig bergkanon met succes te kunnen aan
wenden in den artillerie-strijd tegen een mogelijken aanvaller,
moet het kanongewicht worden vermeerderd, daar een vuur
mond van 108 K.G. gewicht uit een ballistisch oogpunt nooit
superieur kan zijn. Wil echter deze nieuwe vuurmond prac
tisch voor onze bergartillerie geschikt zijn, dan mag in geen geval
de belasting der muildieren worden vergroot; zulks zou de be
weegbaarheid der batterijen aanzienlijk schaden, daar het gewicht,
dat thans de muildieren dragen, vrijwel het te stellen maximum
nabij komt, wil men in staat zijn andere troepen in zwaar ter-