92
rein te volgen zonder hunne bewegingen al te zeer te belemmeren.
Onder de verschillende systemen van snelvuurbergkanonnen,
wier gegevens men nauwkeurig berekende, vaak zonder na
te gaan, of de constructie practisch uitvoerbaar is, lijkt ons
het stelsel Warin geschikter dan elk ander.
Het behoeft geen verder betoog, dat een verdeelbaar kanon,
althans van die systemen, welke men tot nu toe kende, bepaald
afkeuring verdient. Evenwel leert de Fransche kapitein Warin
ons de constructie van een kanon, dat hoewel verdeelbaar, niet
de aan de verdeelbaarheid verbonden bezwaren oplevert.
Men weet, dat metaaldikte en maximum gewicht van een berg-
kanon niet zoozeer worden bepaald door de grootte van den
betrekkelijk geringen gasdruk, waartegen het bestand moet zijn,
maar zoo gekozen worden, dat de terugstoot niet te groot is,
het stuk na het schot niet omvervalt en de affuit niet te veel
van het schot heeft te lijden. Hieruit volgt, dat het tegen
woordig bergkanon meer weerstandsvermogen heeft, dan noodig
is en een groot deel van het gewicht slechts dient als ballast.
Hiervan kan men partij trekken door een kanon te construee-
ren, bestaande uit een kern (de eigenlijke vuurmond) zonder meer
metaaldikte en gewicht, dan juist voldoende is, terwijl dan om
den kern een omhulsel, een soort mantel, behoort, die, met de kern
vereenigd, daaraan voldoende massa geeft om de terugstoot niet
te groot te doen zijn en de affuit niet te veel te doen lijden.
Deze mantel bevat de tappen en het sluitstuk (schroefsluiting).
Door aan het eigenlijke kanon een gewicht van ongeveer
100 K.G-. toetekennen en ditzelfde gewicht ook voor den mantel
te bestemmen, komt de kapitein Warin tot een vuurmond, die
niet alleen het tegenwoordig snelvuurberggeschut belangrijk in
uitwerking overtreft doch bijna het nieuwste veldgeschut evenaart.
De affuit voor een dergelijken vuurmond behoeft natuurlijk
een grooter gewicht, dan men thans heeft; een vermeerdeid
affuitgewicht zal men zich echter bij elk ander systeem even
zeer moeten getroosten en wegens de gewijzigde constructie
der affuit zal altijd op drie draagdieren per affuit moeten wor
den gerekend.