101 Hieiuit volgt dan zie het slot van 8 dat die woorden aanvangen en sluiten met denzelfden consonant." En thans de conclusie van den heer M.lezer, let wel op! Zij levert een bijdrage voor zijn inzicht in phonetiek, en voor de scherpte, waarmede hij klank en letter weet te onderscheiden. Hij schrijft: „Deihalve moeten wij het woord oetao.a. in arabische karakters schrijven en bestaat geen woord jï.t dit is duidelijk, niet waar?" Ach neen, dit is in het geheel niet duidelijk. Vergun mij de zaak nog even uit te leggen. De Maleiër schrijft als teeken voor den hamza-A&mfc aan het begin van woorden meestal of sIn oeta bezigt hij de 1in andere woorden, bijv. in oetan doorgaans de s Is daarentegen de hamza-klank sluiter, dan wordt hij gewoon lijk in schrift afgebeeld met het teeken j Wanneer nu een woord, als bijv. 1 oeta in de uitspraak, ik herzeg in de uitspraak, begint en eindigt met den hamza-klank, dan wordt dat woord geschreven met (of anders met xals begin en met j als slotletter. Heeft de heer Maijer geen kennis genomen vanSNOüCK Hurgron- -jes Studiën over Atjehsche klank- en schriftleer, verschenen in 1893 nu zeven jaren geleden of waren die studiën hem te „geleerd" Het eene is even erg als het andere, voor iemand, die zich bevoegd acht een critiek op een grammatica van het Maleisch te leveren, en daarbij het hoofdstuk over klankleer in het bij zonder aan zijn critischen blik onderwerpt. Reeds in 1898 schreef Snouck Hurgronje: „Wie met de Arabische klankleer waarlijk vertrouwd is, observeert, dat de eerste en de laatste consonant van het Ma- leische ana(vollediger geschreven'anadezelfde zijn Doch wat doe ik, met dezen geleerden schrijver nog meer aan te halen. Ik citeerde hem reeds genoeg in mijn boek. Noch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 115