126 te worden. Immers de methode maakt den arbeid lichter, zoowel voor den onderwijzer als voor den leerling. Kan men echter methodisch onder wijs verwachten van kader, dat volkomen onbekend is met de meest ele mentaire begrippen van de onderwijsfcwncZe? „Ook al is de onderwijzer volkomen op de hoogte van hetgeen hij „onderwijzen moet, dan is dat nog niet voldoende, indien hij niet weet .op welke wijze hij onderricht moet geven, om zijn leerlingen te boeien „en hun het geleerde op gemakkelijke wijze inteprenten. Al wat maar „eenigszins daarvoor vatbaar is, moet aanschouwelijk onderwezen wor gden"(het Theoretisch Onderricht door P. J. Brandenburg.) Zeker, ieder, die eenig begrip heeft van het onderwijs zal den deïkti- schen vorm verkiezen boven den monologischen en den dialogischen. Echter is voor den volkomen deïktischen vorm „de zaak" en voor den onvolkomen deïktischen vorm „de afbeelding" noodig. Toch schijnen leermiddelen niet noodig geacht te worden voor de africhting van den recruut, noch een fonds om ze aan te schaffen. „Voor deze handleiding (het Theoretisch Onderricht van den „recruut bij de Infanterie) is de vorm van vragen en antwoorden geko- „zen. Hierdoor wordt het voordeel verkregen, dat de gedachte telkens „slechts bij een gedeelte van het te behandelen onderwerp wordt bepaald „en de onderwijzer tegelijkertijd ertoe genoopt wordt niet te veel in eens „te behandelen om daardoor de aandacht der leerlingen niet te ver zwakken. „Zooals uit het voorgaande reeds volgt, is het niet de bedoeling, dat „de recruut deze vragen en antwoorden van buiten moet leeren of op „een bepaalde vraag het daarnaast gestelde antwoord moet kunnen geven „het doel is, den onderwijzer in staat te stellen, uit vraag en antwoord „stof te putten om het te behandelen onderwerp aan de manschappen „op duidelijke en zoo mogelijk beknopte wijze mede te deelen en hem „aan te geven, op welke wijze hij naar aanleiding van het besprokene „vragen kan stellen." Het valt te betreuren, dat de schrijver „het vragen stellen" overgelaten heeft aan het kader. Immers de catechetiek, d.w.z. de kunst van vragen, is zeer moeilijk. Niet iedereen is het gegeven en allerminst het kader om eene reeks vragen te doen, zóó dat elke vraag, volgende uit het ant woord, zich aansluit bij de voorafgaande. Er zijn waarheden, die waarheden zijn geworden, omdat iedereen ze erkenten toch genegeerd worden. Hiertoe behoort de beslissing, dat om goed onderwijs te verkrijgen goede onderwijzers noodig zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 140