138
Voor tijdelijke forten gelden dezelfde eischen, daar zij in de
)u,,plaats komen van duurzame versterkingen. Men zal dus moeten
afzien—van 't principe der onzichtbaarheid, dat bij veHver-
sterkingen op den voorgrond treedt. Daardoor zullen die forten
zeer zfjn blootgesteld aan artillerievuur met brisante Gh en
dus moeten zij hiertegen dekking aanbieden. Deze dekkingen
zullen zeer zwaar moeten zijn; daarom eischen tijdelijke
forten een geruimen tijd voor hun bouw (minstens eenige
weken).
Al naargelang van den beschikbaren tijd zal men dus de in
lichting dei steunpunten meer of minder volkomen kunnen ma
ken, steeds echter moeten de dekkingen bestand zijn tegen G-.
vuur. De minder volkomen inrichtingen onderscheidt mendik-
__wijls door den naam „Verzwaarde Veld versterkingen". Deze
zfjn o.a. behandeld in het in 1899 uitgegeven werk van den
kapitein der genie C. J. Snijders: „Veldversterkingskunst".
Mijne bedoeling is alleen het bespreken van de eigenlijke
„tijdelijke versterkingen" zooals deze in Indië zouden kunnen
worden toegepast.
Zooals hieronder zal worden uiteengezet, zijn voor de bewa
pening dezer werken in de eerste plaats noodig de z.g. loop-
giaafpantsers, d.z. pantseraffuiten volgens het stelsel Schumann,
bewapend met lange kanonnen van 5.7, 5.3 of 3.7 c.M. of met
mitiailleurs. Deze pantsers zijn vervoerbaar op wagenonder-
stellen hunne inrichting blijkt uit pi. I fig. 1—2. Ook in vluch
tig ingerichte stellingen zullen zij met groot voordeel kunnen
woiden toegepast. Door op ieder der flanken van een vluchtig
steunpunt (jg. 1900 afl. 3 pi. I fig. 9) zulk een koepeltje op te
stellen, wordt het afwerend en flankeerend vermogen van zulk
een steunpunt zeer verhoogd. Daardoor kan men de intervallen
tusschen de steunpunten zwakker bezetten en aldus met een
zelfde aantal troepen een breeder front innemen of wel meer
troepen voor den tegenaanval afzonderen.
De kwetsbaarheid dezer koepeltjes, die eene middellijn van
1.40 M. hebben en slechts 0.40 M. boven de borstwering,
die hen omgeeft, uitsteken, is zeer gering. Zij zullen dus
bij den vijandelijken infanterie-aanval waarschijnlijk nog intact
zijn, maai mogen dan ook niet voor den artilleriestrijd worden