169 „zullen het voorwaarts rukken der cavalerie meer kunnen tegen houden." Deze zinsnede bevat de conclusie van het artikel in „le Monde moderne", waarin de uitvinding en de proefnemingen beschreven worden van den ritmeester E. Froelicher van het 12e Regiment dragonders te Troyes (Aube), proefnemingen welke uitstekend geslaagd dienen te worden genoemd. Een gelukkig toeval heeft mij geruimen tijd geleden in kennis gebracht met dien ritmeester en reeds verleden jaar was deze officier zoo welwillend mij uitgebreid in te lichten over zijne proefnemingen en verwachtingen, doch daar hij toenmaals nog niet tot een beslist resultaat was gekomen, wilde ik die mede- deelingen voorloopig niet publiceeren. Gebrek aan tijd heeft mij de zaak doen uitstellen; in Januari kwam reeds eene ge ïllustreerde beschrijving in bovengenoemd Fransch tijdschrift voor, daar echter „le Monde moderne" niet in ieders handen komt, schijnt het mij niet geheel overbodig alsnog eene beschrij ving der proefnemingen van den ritmeester Froelicher te geven, gedeeltelijk ook als vervolg op mijn artikel in dit tijdschrift van 1897. Alvorens daarmede te beginnen, moet ik opmerken, dat er nog verschillende officieren in ons leger zijn, die de oplossing- van dit vraagstuk niet van belang achten voor de Indische cava lerie, afgaande op de meening van een cavalerie-officier, wiens woorden zeker altijd overwaard zijn gehoord te worden, doch met wien ik op dit punt toch van gevoelen verschilik bedoel n.l. den ritmeester Jhr. de Lannoy, waar hij op blz. 876 van den jaargang 1897 schrijft: „Ook het passeeren van rivieren gaf niet het minste opont houd, daar waar door den sterken stroom de infanterie langs „onze fouragestrikken moest overgaan, daar gingen onze San- „delhouts en Macassaren vrijwillig te water en was de cavale rie spoedig over. Bij bandjir is de Atjehrivier door een of- „ficier en twee cavaleristen te paard overgezwommen en meer malen werd deze rivier op verschillende plaatsen ingegaan tot „het zoeken naar waadbare plaatsen voor de andere wapens." Dit zóó lezende, zal men mij moeten toestemmen, dat het vraagstuk voor de Indische cavalerie niet bestaat: „zij gaat Dl. I, 1901 12

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 183