171 geen zij kunnen requireeren in de dichtst bijzijnde bewoonde ■oorden (ten minste zoo deze niet vijandig gezind zijn), öf, en dit laatste zal wel meestal het geval zijn, op hetgeen zij als pioniergereedschappen met zich voeren, om daarmede uit de beschikbare materialen een soort vlot te maken, ten minste wanneer tijd daarvoor aanwezig is. Meestal zal dit niet het geval zijn en blijft er niets anders over, dan eenvoudig over te zwemmen. Dit geldt tot nu toe ook voor de Indische cavalerie. Voor ongeoefenden is en blijft echter dit overzwemmen eene gevaarlijke beweging. Indien het paard niet uitstekend zwemt en de ruiter bovendien de zwemkunst niet machtig is, dan loopen beiden groot gevaar, daar de een den ander hindert. Men moet dus trachten een middel te vinden, om den ruiter op het water te laten drijven, zonder dat hij gevaar loopt te zinken; is dit middel gevonden, dan geeft men daarmede den niet zwemmer een gevoel van veiligheid en vertrouwen op het water en kan hij zijn geheele aandacht wijden aan het bestu ren van zijn paard. Zooals ik reeds vroeger schreef, heeft men gedacht dit mid del gevonden te hebben, door het samenstellen van kleine vlotten van waterdichte mondzakken met daarop kruislings vastge bonden sabels (Oostenrijk). Op den duur blekèn deze vlotten niet te voldoen, zij waren te licht, boden een te klein oppervlak aan en zonken meestal. De ritmeester Froelicher ging van een ander denkbeeld uit. Het groote gebrek der kleine vlotten was, dat wanneer er iemand ■op had plaats genomen, het zwaartepunt der geheele massa boven de oppervlakte van het water lag, hetgeen natuurlijk het toestel niet vaster op het water deed liggen. Er moest dus iets gevonden worden, waarbij het zwaartepunt zich lager bevond. Hij nam daartoe 2 model mondzakken (de Fransche model- mondzak bestaat uit waterdicht linnen „toile cachou imper- méable"), deed ze halfvol met stroo of droog gras (vooral dróóg), sloot ze stevig dicht en bevestigde daarna de uiteinden aan elkander, zoodat hij een soort reddingsboei kreeg. In 3 minu ten was deze boei klaar. Een ruiter stapte er in, trok de boei tot onder de oksels en ging gekleed te water.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 185