179
in een geestdriftige rede in herinnering gebracht, dat in '52 aan
dezelfde rivier het bekende tractaat werd gesloten waarbij de
onafhankelijkheid der Transvalere gewaarborgd heette. Hij spoor
de de zijnen aan den Brit aan de Zandrivier te tuchtigen voor
de schandelijke woordbreuk en hem een „tot hier en niet verder"
toe te roepen. Versterkt met 3000 man uit de Biggars'oergen
had Botha goede posities, welke zich over een front van 33
K.M. uitstrekten, ingenomen langs en in de Zandrivier. Met
het aanbreken van den dag begon de strijd. Botha, de la Rey
en Smuts hadden stelling genomen op den rechtervleugel nabij de
spoorbrug, het centrum werd gecommandeerd door Philip Botha,
de linkervleugel was bezet door de afdeelingen van Christiaan
de Wet, Grobler en Lemmer.
Terwijl de aanval op drie plaatsen te gelijk door de Engel-
schen ondernomen werd, rukte French AVestwaarts met de
beide cavaleriebrigades van Porter en Dickson en Hutton's bere
den infanterie. Bij Du Preez' lager verwisselde hij van oever,
marcheerde onverwijld door in de richting van Maatschappij,
steeds in gevecht met de rechterflankdekking van Botha.
Inmiddels was Pole Carew, gebruik makende van de omstandig
heid, dat de aandacht der Boeren door French's beweging
min of meer was afgeleid, nabij de omstreeks 9 uur V.M. ver
nielde brug, over de Zandrivier getrokken, nadat drie batterijen
den aanval der Sussexs en East Lancashires hadden voorbereid.
Door welke oorzaak het centrum der Boeren tot wijken ging,
is niet bekend, wel dat de toestand op dat oogenblik een zoo
danig gedrag niet rechtvaardigde.
French's troepen waren wel is waar er in geslaagd om achter
den rechtervleugel der Boeren te komen, maar de strijd was
daar nog volstrekt niet tot zijn voordeel beslist; in '1. Oosten
was Hamilton op zwaren tegenstand gestuit, terwijl Broad wood
de handen vol had om den rechtervleugel der Engelschen in den
rug te beveiligen. Uit den stand der troepen omstreeks 10 uur
in den ochtend (Hamilton nog steeds aan den Zuidelijken oever,
French reeds eenige K.M. aan gene zijde der rivier) blijkt wel,
dat de tegenstand in het Oosten het hevigst was en de krijgs
kansen voor de Boeren verre van ongunstig stonden.
Het terugtrekken was evenwel gewoonte geworden, had het