181
legen is, behoort tot de weinige rivieren, welke gedurende den
wintertijd niet droog loopen. Ten Zuiden van 't stadje is het
terrein heuvelachtig en der verdediging gunstig (de Boschrand).
Daar hadden de teruggetrokken Boeren zich dan ook verschanst,
terwijl Steyn, die te voren reeds den bestuurszetel naar Kroon
stad had overgebracht, door zijne tegenwoordigheid de burgers
tot krachtigen tegenstand hoopte te kunnen aanzetten.
Den 1 len waren de voorste Britsche afdeelingen reeds tot Geneva-
Siding, 22 K.M. ten Zuiden van Kroonstad, opgerukt en was de
spoorweg tot aan de Zandrivier hersteld. Aan de andere zijde
dier rivier was de spoorbaan echter op verscheidene punten op
gebroken en voorshands dus voor troepenvervoer ongeschikt.
Broadwood van Ventersburg opgerukt, achterhaalde dien dag een
convooi van de Boeren bij Potgieterslager, ongeveer 3 uur gaans
ten Oosten van genoemde plaats. French was het snelst voor
waarts getrokken en bereikte 's namiddags van den 1 len een
drift in de Yalschrivier en nam daarbij stelling. Hij had in den
loop van den 10en en ook den llen getracht de terugtrekkende
Boeren den weg af te snijden, doch was daarin niet geslaagd,
omdat de terugtocht even snel als ordelijk was uitgevoerd.
In den nacht van den llen verliet Steyn Kroonstad en trok
naar Heilbron, 80 K.M. ten N. N. O. daarvan. 's Ochtends daar
op bereikte Roberts' troepenmacht den Boschrand, 13 K.M. ten
Zuiden van Kroonstad. De federalen onder Botha en de Wet
hielden, hoewel de stelling voordeelig genoemd kon worden,,
geen stand en weken in Noordoostelijke richting, blijkbaar gede
moraliseerd en overbluft door de snelheid, waarmede Roberts zich
bewoog. Al het spoorwegmaterieel werd tijdig weggevoerd en
wat niet kon worden meegenomen vernietigd. Om half twee
's middags trok Roberts aan het hoofd van zijn staf en gevolgd
door de divisie Pole Carew Kroonstad binnen. Een vierhonderd
tal Vrijstaters leverden hunne geweren in.
Getuigde de houding der Boeren in het Noorden van den
Vrijstaat op onmiskenbare wijze, dat de moed er uit was, die
in het Oostelijk deel gaven weder blijken van hernieuwde werk
zaamheid. Bij Klokolan nam de macht der federalen steeds
toe, terwijl zich tusschen Winburg en Lindley een commando
had genesteld, dat dagelijks versterking ontving.