193
Omstreeks den 20en hadden de Boeren hunne hoofdmacht
meer vooruitgeschoven en waren schansen opgeworpen nabij
Rhenosterspruit, Rhenosterkop en Honingspruit, ongeveer 50
K.M. ten Noorden van Kroonstad. Dit oprukken viel samen
met de voorwaartsche beweging van Roberts' voorhoede en
flankdivisies.
Bij Heilbron kreeg de brigade Gordon voeling met de Boereu,
terwijl den volgenden dag, den 22™, Hamilton, na de Rhenos
terspruit overgetrokken te zijn, contact kreeg met French, die
eveneens, doch Westelijk van den spoorweg, over genoemde
spruit was gegaan. Den 23en kwam het bij Heilbron tot een
ernstig gevecht, dat eerst laat in den avond door de Boeren,
daartoe door de overmacht gedwongen, moest worden afge
broken. Daarmede was de tegenstand ten Noorden van de
Rhenosterspruit gebroken, de stelling, waarvan wij boven spra
ken, werd opgegeven en het gros der Boerenmacht trok terug-
tot bij Yredefort. Doch ook daar zou men geen stand houden.
Alles week terug op de nadering van French en Hamilton, die
neven elkaar oprukkende den 24en de oevers der Yaal bereikten
en wel French bij de Lindequesdrift bij Parijs, Hamilton bij
Boschbank, links van French. De voorste afdeelingen van Ro
berts' voorhoede drongen dien dag door tot Viljoensdrift tegen
over Vereeniging en slechts 50 K.M. van Johannesburg. Twee
dagen later bezetten Henry's troepen (cavalerie en bereden in
fanterie) dit punt om verdere beschadiging van de spoorbrug
bij Yereeniging te voorkomen. Den 27™ eindelijk trok Roberts
zelf over de Yaal, nadat French en Hamilton den vorigen dag
reeds hun marsch op Transvaalsch gebied hadden voortgezet, ten
einde alles in 't werk te stellen om de vernieling van de mijnen
in den Rand door eene snel uitgevoerde beweging te voorkomen.
Den 28™ stond Roberts reeds bij 't dorp Kliprivier, 32 K.M.
van Johannesburg, terwijl French en Hamilton op een afstand
van 18 K.M. van zijn linkervleugel in scherp gevecht gewik
keld waren met Botha, die den Witwatersrand verdedigde.
Hier zullen we den draad der gebeurtenissen voor een wijl
laten glippen om ons ten aanzien van Roberts' marsch eenige
toelichtingen en opmerkingen te veroorloven.
In de eerste plaats teekenen we aan, dat Roberts tegen veler