- 197 Het schijnt dus gerechtvaardigd, neen plicht, nogmaals te waarschuwen en dit te meer, nu er wolkjes aan den horizont opdoemen, nu er van twee kanten gevaar dreigt voor de goede kansen der Indische werving. Bekend mag worden ondersteld, dat het Duitsche rijk sedert enkele jaren den grooten weg der „Weltpolitik" volgt, naar het bezit van koloniën streeft, hierin nogal gelukkig is en l'appétit vient en mangeant. Denkt nu niet, lezers, dat ik plan heb te waarschuwen tegen- Duitsche veroveringsplannen ten opzichte van Indië. De be doeling is eene geheel andere. Hoe meer koloniën, bezittingen, protectoraten en kolenstations Duitschland verkrijgt, des te dringender zal zich de behoefte doen gevoelen aan eene koloniale armee. Dat men „an allerhöchster Stelle" van grootsche plannen op dit gebied zwanger gaat „c'est le secret de Polichinel". En de geruchten hebben een bepaalden grond gekregen toen onlangs in den Rijksdag door een der afgevaardigden gevraagd werd, hoe de regeering dacht te handelen met de thans in China zijnde troepen, wanneer de expeditie aldaar als geëindigd mag worden beschouwd. Deze troepen zijn, gelijk men weet, bijzondere formaties en de genoemde afgevaardigde bedoelde of men 11a terugkeer der soldaten deze weder bij hun oorspron kelijke korpsen zal doen intreden, dan wel, of zij moeten dienen als kern van eene opterichten koloniale armee. De minister van Oorlog; generaal von Goszler, wilde geen duidelijk bescheid geven en praatte een beetje om de zaak heên. Nu, a bon entendeur, salut! Duitschland heeft tot nu toe volstaan met een paar vrij zwakke „Schütztruppen" in Afrika en een bataljon marine infanterie in Kiautschou. Het legerkorps van graaf von Waldersee is samengesteld uit vrijwilligers van het Duitsche leger, hoofd zakelijk dus uit miliciens en het zal zeker niet in de bedoeling liggen op deze icijze eene permanente „Kolonial-armee" te orga- niseeren. Het zou te duur zijn èn aan geld èn aan menschen- levens en Duitschland heeft altijd een voorbeeld gegeven van spaarzaamheid met beide kostbare elementen. Gaat men er dus toe over een koloniaal leger te scheppen, dan zal men dit zonder twijfel samenstellen op de wijze, die wij voor ons

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 211