204 Die ontwerp-wet op de landsdefensie schijnt schrijver werkelijk dwars te zitten. Immers reeds in zijne brochure„Nogmaals de reorganisatie onzer zeemacht" drong hij daarop aan en, evenals in die brochure, komt hij ook nu terug op zijne beschuldiging, dat geen „scherp gefor muleerd operatief en harmonisch verband bestaat tusschen de drie onder deden: het veldleger, de vloot en de bezettingstroepen". Laten wij hopen, dat de schrijver ongelijk heeft in dit geval en voor die hoop bestaat wel eenige kans. Immers, waarop wordt de beschuldiging ge baseerd? Op blz. 11 der brochure staat: „Het plan van defensie bij „gedeelten gedeponeerd in het duister 1) van de griffie van de Tweede „Kamer kan niet bevatten eene omschrijving van de taak en de wijze „van optreden onzer strijdmacht in haar geheel op deugdelijken diplo- „matieken en strategischen grondslag." Indien dus deze plannen in het duister van de griffie van de Tweede Kamer zijn bewaard, zal schrijver zeker ze ook niet hebben kunnen lezen. Zijn oordeel moet dus gegrond zijn op het feit, dat het plan van defensie bij gedeelten is gedeponeerd. Maar waarom, zoo vraag ik mij af, kunnen deze gedeelten geen goed geheel vormen, waar zij toch door een en hetzelfde lichaam, den Gene- ralen Staf, zijn opgemaakt; waar die gedeelten voor de met de behan deling belaste personen zeker wel niet in het bister zullen zijn opgelegd. Natuurlijk, dat, waar de schrijver de grondslagen niet kent, waarop de verdediging van het vaderland moet berusten, hij evenmin die weet, waarop de reorganisatie van de landmacht is gebaseerd, zoodat zijne be schouwingen daarover dan ook betrekkelijk weinig waarde hebben. Na te hebben vermeld: le, dat voorgesteld is om „27000 man bezettingstroepen op bepaalde „wijze wettelijk vast te klinken aan een vestingstelsel met een totale „lengte van twee honderd duizend meter verdedigingslinie" 2e, dat „bij mobilisatie aan de grens geen troepenmacht aanwezig zal „zijn uit de verschillende wapens samengesteld, om, als strategische voor goede, aan het veldleger gegevens en tijd te verschaffen voor zijne „operatiën" 3e, dat „het optreden van de vloot zich bepaalt tot de plaatselijke „verdediging van wat havens, reeden en zeearmen op de grenzen van het „liniëncomplex, dat men gewoonlijk als de vesting Holland betitelt", komt schrijver tot de conclusie: „Het wil mij daarom toeschijnen, dat „bij de samenstelling van onze landmacht, in het wetsontwerp aangege ven, het beginsel heeft gegolden, dat onder alle omstandigheden de „verdediging van ons grondgebied zich zal moeten bepalen tot de min 1) De cursi veering en in dit stuk zijn van mij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 218