210
Of vermoedt schrijver, dat bij het eerste échec, dat onze troepen zullen
lijden, alle plaatsen zullen worden verlaten en de strijdmacht zal worden
geconcentreerd in de stelling van Amsterdam? Dit rijmt dan evenwel
niet met hetgeen schrijver aanneemt als grondslag voor zijne beschou
wing nl., „dat de verdediging van Nederland zich niet zal bepalen tot
„de verdediging van ons liniëncomplex."
Na de grondslagen besproken te hebben, waarop de samenstelling van
de landmacht zal moeten berusten, gaat schrijver op blz. 14 zijner bro
chure het ontwerp-wet tot regeling van de samenstelling der landmacht
aan eene beschouwing onderwerpen, doch maakt zich dadelijk aan eene
onjuistheid schuldig door te verklaren, dat het ontwerp wil: „een veld
leger, een troepenmacht tot beveiliging van de grens en van de kust
„en bezettingstroepen tot verdediging van liniën en stellingen."
Het spijt mij zeer te moeten verklaren, dat ik in dit ontwerp nergens
iets vermeld vind van de troepenmacht bestemd tot beveiliging van de
grens en van de kust. Alleen staat in 4 onder het hoofd„veldleger'^
dat dit leger in staat moet zijn de neutraliteit te handhaven en dat bij
de vaststelling van de sterkte van dat leger „niet alleen op de land"
„grenzen, maar evenzeer op onze kusten en havens, ook die, welke niet
„versterkt zijn, de aandacht moet worden gevestigd", terwijl de voor
laatste alinea van 3 zegt„Er moeten dus in dezen gedachtengang
„zijn: een veldleger, bezettingstroepen en bewakingstroepen." Hieruit
volgt, dat vermelde taak volgens de bedoeling van den wetgever moet
worden verricht door het veldleger, waartoe in den aanvang van den
oorlog alleen de drie samengestelde divisiën behooren.
Op blz. 14 maakt schrijver verder de opmerking, dat het te betreuren
is, dat de genie niet is opgenomen in het divisie-verband en dus reeds
in vredestijd onder commando van den divisie-commandant is gesteld.
Met deze opmerking kan ik mij geheel vereenigen. Wel is waar zijn in
de formatie van het regiment genie 3 veldcompagnieën opgenomen,
zoodat vermoedelijk in oorlogstijd aan iedere divisie eene compagnie zal
worden toegevoegd (en niet 11 compagnie, zooals aan schrijver ge-
wenscht voorkomt), maar zeer zeker zou het aanbeveling verdienen die
compagnie reeds in vredestijd onder commando te stellen van den persoon,
die over haar zal hebben te beschikken in oorlogstijd.
Ook met de opmerking omtrent de cavalerie, wat betreft hare ver
deeling over de divisiën, op blz. 15 gemaakt, kan ik mij in hoofdzaak
wel vereenigen. Alleen komt mij eene indeeling van twee eskadrons
per divisie wat ruim voor en zou één eskadron m. i. voldoende zijn, zooals
ook in de meeste legers voor den veiligheidsdienst bij de divisiën wordt