215 waar hij in de Memorie van Antwoord zegt: „De vrees van de zoo- „even genoemde leden, dat de landweer weinig militaire waarde zal heb ben, omdat bij de voorgestelde regeling te veel het zwaartepunt wordt „gelegd op de quantiteit der landweertroepen 1) en aan de qualiteit te „weinig aandacht wordt geschonken, moet evenzeer bevreemden, in aan merking genomen de groote getalsterkte der schutterijen, bedragende „op 1 November 1898, volgens de opgaven vervat in den Staatscourant „van 2 Juni 11, 130.721 man en den geringen graad van geoefendheid „van deze wapenmacht. „Zoo laag kan de militaire waarde van de landweer niet worden aan geslagen, of zij zal den toets der vergelijking met de schutterij glans- 731 ïjk kunnen doorstaan. Zóo hoog kan, zonder het opleggen van al te „zware persoonlijke en geldelijke lasten, de geoefendheid van de schut terij niet worden opgevoerd, of deze wapenmacht zal bij de landweer „verre ten achter blijven". Volkomen erken ook ik het bezwaar, door schrijver tegen dit lichaam geopperd, dat „de mobilisatie van het grootste deel niet is verzekerd en „daardoor haar medewerking aan de verdediging van ons grondgebied „twijfelachtig is", maar dit bezwaar kleefde ook de schutterij aan. Dat het moeilijk zal zijn om al de gemobiliseerde vesting-landweer afdeelingen van heinde en verre te transporteeren naar de liniën en de stellingen, die zij moeten bewaken en verdedigen, ben ik met schrijver eens, maar moet daarom aan de g&haele landweer een taak worden opge dragen, waarvoor zij niet voldoende geschikt is De blz. 33 tot en met 38 der brochure worden gewijd aan algemeene beschouwingen, die primo den lezer den indruk moeten geven van de onovertrefbaarheid der door schrijver voorgestelde regeling (op hlz. 34 b.v. staat: „Eindelijk zij mij de opmerking veroorloofd, dat geen formatie „aan alle hoogere commandanten een ruimer arbeidsveld biedt voor hun „kennen en kunnen dan deze"); dat deze indruk door mij niet is ver kregen, behoef ik na al het voorgaande niet nader te vermelden. Se- cundo betoogen bedoelde beschouwingen de wenschelijkheid om in verband met de gebreken, die het aangeboden wetsontwerp mogelijk aankleven en met de mogelijkheid om wellicht nog andere veranderingen enverbeteringen in de samenstelling der landmacht aan te brengen, de wettelijke regeling van die samenstelling thans achterwege te laten en de gewetischte wijzigingen als proef door te voeren bij Al" gemeenen Maatregel van Inwendig Bestuur. Mocht aan dezen wensch gevolg kunnen worden gegeven, dan zou dat „een waarborg opleveren 1) Er wordt op 51000 man landweertroepen gerekend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 229