216 tegen het aanbrengen van grillige veranderingen in de formatie en zou „toch voldoende vrijheid bestaan om deze te wijzigen, als dit later wen- „schelijk mocht blijken in het belang van ons defensie-en finaneie-wezen". Aan dien waarborg, door schrijver bedoeld, kan ik evenwel niet ge- looven. Iedere minister heeft zijne bijzondere denkbeelden en kan deze, door meer of minder klimmende redenen gestaafd, aan onze volksverte genwoordiging voorleggen, die dan wellicht geneigd zal wezen deze te aanvaarden. Wij blijven daardoor jaren en jaren aan het sukkelen, want om de gevolgen van den inhoud der voorgestelde wetten goed te kunnen be- oordeelen, daarvoor zullen vele jaren noodig zijn. Wijzigingen in vele der eenmaal vastgestelde wetten zullen in den loop der jaren steeds noodig zijn door veranderde omstandigheden, doch dit mag geen beletsel wezen om die wetten te maken, wanneer zij voor het oogenblik nuttig kunnen zijn. Daardoor voorkomt men, dat steeds wordt gezocht naar veranderingen in zaken, wier deugdzaamheid eerst na jaren kan blijken. Dat de wensch om de samenstelling der landmacht bij de wet nader te regelen niet tot gevolg mag hebben, dat zonder grondig onderzoek die regeling tot wet worde verheven, is een zeer natuurlijke zaak en tevens een dringende eisch, in verband met de groote belangen van het volk, zoowel persoonlijke als financieele, die daarbij op den voorgrond staan. Wenscht schrijver aan den eenen kant de voorstellen tot regeling van de samenstelling der landmacht niet als wet te zien bekrachtigd, omdat hij deze eerst wil beproeven, op blz. 42 zijner brochure zegt hij, dat hij dit wel wenscht van de voorstellen tot nadere wijziging en aanvul ling van de wet betrekkelijk de Nationale Militie, „mits slechts de waar borg worde gegeven, dat een vijftal jaren, nadat de wetsontwerpen „tot wet zijn terheven, de regeering andermaal het vraagstuk onder de „oogen zal moeten zien." Waar in deze ontwerpen, eveneens volgens inzicht des schrijvers, wijzigingen noodzakelijk kunnen zijn, terwijl de gevolgen pas na jaren zijn na te gaan, daar hadden ook deze ontwerpen consequent doorredeneerende, bij Algemeenen Maatregel van Inwendig Bestuur, moeten worden afgedaan. Ik zal over de beschouwingen, betreffende de voorstellen tot nadere wijziging en aanvulling van de wet betrekkelijk de Nationale Militie en tot regeling van de Landweer, welke beschouwingen zijn opgenomen in de blz. B9 tot 48 der brochure, niet verder spreken, daar ik hierdoor telkens in herhaling zou vervallen van hetgeen hiervoren is gezegd. De illusie van schrijver, dat het Nederlandsche leger binnen betrek-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 230