227 Bomvrij onderkomen. In de eerste plaats ressorteert hieron der het bomvrije logies. In de forten N°. I en II (pi. Ill en IVis dit ontworpen achter den frontwal, wat beter is dan een plaatsing achter een afzon derlijke gronddekking op de binnenplaats van het fort, omdat: 1°. de diepte van het fort dan een minimum is; 2°. men dan minder werk heeft te verrichten; 3°. de bezetting zoo dicht mogelijk bij hare hoofdopstelling (voorfront) is gelegerd. Eene plaatsing onder den keelwal, waarbij de kazematten zelf als keelsluiting dienen, heeft de volgende nadeelen 1°. kwetsbaarheid van de kazematten in de keel, 2°. moeilijke en slecht te beveiligen communicatie met den frontwal. Vooral dit laatste nadeel weegt zwaar, reden waarom de plaatsing van het kazematgebouw onder den frontwal m. i. aan beveling verdient. Het eenvoudigste is, alle logieskazematten naast elkaar te leggen, zooals in de forten N°. I en II. Weliswaar krijgt men dan een vrij lang front (hier 95 M. frontvuurlijn bij eene infan- teriebezetting van 80 man 12 met geweren bewapende artil leristen, terwijl bovendien voor zij- en keelwal eene reserve moet overblijven) doch men vergete niet, dat de infanterie hier een zeer krachtigen steun vindt in de mitrailleurs en in de pantseraffuiten, en een onevenredig groote vuurlijn toch niet te vermijden is. Acht men echter om bijzondere redenen een sterk zijwaartsch vuur, dus een lange zijborstwering, noodig met een evenredig kortere frontvuurlijn, dan kan men de kazematten doen ver springen als in fig. 3 pi. II is aangegeven. Dit is oordeelkun diger dan hen evenwijdig aan de zij borstwering te plaatsen, daar dan de ingangen te veel zijn blootgesteld aan vijandelijk vuur. Hoe ik mij de inrichting van het bomvrij onderkomen zou wenschen, blijkt uit fig. 4 pi. II. De gebinten zijn van hout van 0.30 op 0,30 M. en rusten op slapers, deze op een steen storting om bij het treffen en springen van brisante Gr. niet te verzakken. Zijn er niet voldoende steenen voorhanden, dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 241