232 van den wal. De mitrailleurs, welke ondergebracht zijn in de remises op het voorfront, zijn bestemd tot het geven van vuur voorwaarts en op de flanken; de mitrailleurs in de remises op het zijfront dienen tot het geven van vuur op de flanken en het enfileeren van de keelgracht. Bij het fort N°. II kunnen slechts 2 vuurmonden vuur in front brengen, de andere zijn opgesteld in een keelkazemat en dienen alleen tot groot flankement en tot het enfileeren van de keelgracht. De kazemat zal liefst worden ingedekt met twee dubbele lagen rails, zoo ook de poterne, die de kazemat met de binnenruimte van het fort verbindt. Aangezien op het zijvlak nog wel steil invallende treffers te verwachten zijn, worden de wanden gevormd door een dubbele rij rails, opgesloten door staanders, die gevormd worden door 3 rails, met een ijzeren band vereenigd (fig. 2 pi. IV). De kazematvuurmonden kunnen vuur brengen tot op 300 M. vóór het midden van het interval tusschen de forten en tot op 600 M. vóór het nevenfort. Bij fort N°. II is ondersteld, dat men slechts over weinig rails kan beschikken, deze worden dan gebruikt voor de indek king der remises en voor de rabatten om de koepels en remises en voor de keelkazemat. De mitrailleurs hebben dezelfde bestemming als in fort N°. I, alleen dienen ze niet tot het enfileeren van de keelgracht. De natte gracht heeft eene bodembreedte van 30 M. op front en flanken en van 20 M. in de keel. De overtollige grond is om het fort verspreid. In de voorgracht kan door beide koe pelvuurmonden flankeerend vuur worden gebracht. Het zijfront, dat zeer klein is, wordt niet geflankeerd van uit het fort; wenscht men toch flankement, dan zal dit moeten geschieden van uit een loopgraaf op 50 a 100 M. achter het fort, zooals op pi. IV is aangegeven. Zoowel in fort No. I als in No. II is het keelbankettalud van aarden trappen voorzien. In het fort No. I staan tegen het kazematgebouw houten trappen om het banket (hier de boven zijde van het gebouw) te bereiken. Bij fort No. II zijn in de indekking van de kazerne doorgangen gespaardter plaatse van die doorgangen is de indekking als in hg. 4 pi. II.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 246