242 De nevenbatterijen moeten natuurlijk zoo laag mogelijk zijn. Worden zij met 12 cM. A. Hw. bewapend, dan zal men ze dus met het oog op de groote kniehoogte dezer vuurmonden moe ten ingraven. Daar men bij zulk een alleenstaand fort zooveel mogelijk vuur monden in werking zal willen brengen om den infanterieaan- val af te slaan, zal men dikwijls als eisch stellen, dat de hou witsers ook direct kunnen vuren. Dan dienen de nevenbatte rijen dus te zijn ingericht voor overbank vuur of wel ze worden van ondiepe schietgaten voorzien. Natuurlijk moeten de batterijen geheel gemaskeerd zijn. Sluiten sperforten een weg in het gebergte af, dan zal men het dikwijls niet kunnen beletten, dat kleine infanterie-afdeelin- gen van domineerende hoogten het fort beschieten. Dan zal men soms genoodzaakt zijn de opstellingen voor infanterie en mitrailleurs in te richten als in fig. 9 pl. H. Oveiigens geniet in het gebergte de verdediger alle voordeelen, die uit het gebrek aan naderingswegen en emplacementen voor vijandelijke batterijen voortspruiten. Ik hoop, dat dit artikel aanleiding moge geven tot wrijving van gedachten, die tot oplossing zullen voeren van het belangrijke vraagstuk der Tijdelijke Versterkingskunst in onze Koloniën. D. Merens. 1'. luit. der genie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 256