248 waren, voldoende rekenen om in geval van oorlog de veiligheid van den weg en der treinen aan toe te vertrouwen? Als eerste maatregel werden de Engelschen zooveel mogelijk verplaatst naar die deelen van het net, waarvan verwacht kon worden, dat ze weinig met het oorlogsverkeer zouden te doen hebben, om vooral op de Z. O. en Z. lijn vervangen te worden door Hollanders en (niet-Engelsche) Afrikaners. Later, toen na het uitbreken van den oorlog de Britsche onderdanen door de Regeering werden verwijderd, werden alleen voor dat gedeelte van het Engelsch personeel, dat niet goed gemist kon worden en waarop de Maatschappij meende te kunnen vertrouwen, ver gunningen tot blijven aangevraagd. De anderen moesten gaan. Eenige Engelschen bleven in dienst en gelukkig werd het vertrouwen in hen gesteld tot nu toe niet beschaamd. Onder het personeel der Maatschappij waren 850 burgers, gedeel telijk Afrikaners uit Vrijstaat en Kolonie. Deze waren alle volgens de wet van 't land dienstplichtig en voor een groot gedeelte ook zeer verlangend om dienst te doen. Om verzekerd te zijn, dat de spoorwegdienst niet meer van zijn personeel zou verliezen dan gemist kon worden, werd met de Regeering overeengekomen, dat geen personeel zou worden gecommandeerd, dat noodig zou zijn voor den spoorwegdienst, dat de Maatschappij de menschen zou aanwijzen, die zij niet behoefde, en dat, ingeval zij personen van commando terug wenschte te hebben, deze zouden worden teruggezonden. Verscheidenen namen vrijwillig dienst, wat hun werd toe gestaan, indien zij konden gemist worden; bij eenigen was de strijdlust zoo groot, dat zij zonder verlof der Maatschappij op commando gingen, dus met verlies van hunne betrekking. De verhouding tusschen de Maatschappij en haar personeel in krijgsdienst werd geregeld in Dienstorder 33. Dienstorder No. 33. Commando-diensten. Voor het geval dat krachtens de wetten der Zuid-Afrikaan- sche Republiek personeel der Maatschappij gecommandeerd wordt om deel te nemen aan expeditiën of om op andere wijze dien-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 262